De rouwende apotheker
Aspro Bruis. Neen, geen condooms of iets om schimmel in de
liesstreek te lijf te gaan maar Aspro Bruis. Pijnstillers. Hoofdpijnstillers.
Mijn zoveelste doosje – ik begon ze te kopen toen ze in de zeventig frank
kostten. Nu kost een doosje met twintig bruistabletten 150 frank.
Een vrouw, die ik achter mij in de winkel heb voelen
binnenkomen, komt naast mij staan: schichtig, stil, schuchter. Ze overhandigt
de apotheker een dubbelgevouwen blad. Ik zie de grijze rouwrand. Ik zie het gelaat
van de apotheker. ‘Ah,’ zegt hij. Het klinkt tussen vragend en opgewekt, maar
misschien toch iets te opgewekt. Daardoor klinkt zijn ‘Mijn innige deelneming’
dat er vrijwel onmiddellijk op volgt iets te obligaat. (De aarzeling is kort en
dát is dan weer professioneel.) De vrouw is alweer verdwenen; het doodsbericht
wordt naast het kasregister gelegd. ‘Om uit te hangen,’ heeft de vrouw ook nog
gezegd. Pas nu – de automatisch open- en dichtschuivende deur is alweer dicht –
hoor ik dat lichte verwijt in haar stem doorklinken: ‘Al die pillen van u
hebben niet mogen baten.’ Ik heb het gevoel dat de apotheker ook iets
dergelijks voelt. Maar hij heeft ondertussen het wisselgeld bovengehaald: ik
betaalde met een briefje van tweehonderd. Straks kan ik mijn opkomende
hoofdpijn de kop indrukken.