zondag 29 mei 2016

los ingeslagen 318


2 september 2001

De Nieuwe Steenweg

Vele jaren nu al loop of rijd ik er, met fiets of auto, regelmatig voorbij en niet zelden vraag ik mij daarbij af hoe het binnen zou zijn. Niet zo lang geleden was er een uitbaterswissel, maar ook die gelegenheid om de zaak van naderbij, en van binnenuit, te leren kennen, heb ik laten voorbijgaan. Gisteravond is het er dan eindelijk van gekomen. Na een uurtje snookeren ben ik er met G. voor een laatste afzakkertje heen gegaan: café De Nieuwe Steenweg.

We namen plaats op barkrukken aan de toog. Rechts achter mij zaten drie oude mannen te zeuren over het voetbal. Een van hen zei, in het Brugse dialect dat ik hier niet zal proberen na te bootsen of met onomatopeïsche woordbeelden suggereren, dat ‘ze’ een hele speelhelft lang niet waren ‘overgekomen’. Een ander zei dat het spel niet om aan te zien was geweest, maar de ploeg waar hij zich klaarblijkelijk achter schaarde had gewonnen, en ‘dat is het voornaamste’. Ook de derde mengde zich in het gesprek, maar de strekking van zijn mededeling is mij niet bijgebleven – ik was te zeer met G. in een gesprek verwikkeld om daar veel aandacht aan te schenken. Wat later, het liep al tegen enen, waren de mannetjes stilgevallen (of al weg, dat staat mij niet meer zo duidelijk voor de geest), en kwam het mij voor dat, hoewel G. en ik niet luider spraken, heel het café meeluisterde naar wat wij elkaar te vertellen hadden. Heel het café, ik moet nauwkeurig zijn: dat waren een scheefgezakte man met een snor die wat verderop, vanuit mijn positie gezien achter G., aan de toog zat en zijn halfvolle pint bier duidelijk al geruime tijd vergeten was, en een eveneens besnorde man die alleen aan een tafeltje gezeten ietwat melancholisch voor zich uit zat te staren. En om nog preciezer te zijn: de eerste van die twee zal wel niet écht hebben geluisterd naar wat wij elkaar – in ‘beschaafd’ of ‘algemeen’ Nederlands – te vertellen hadden, dus was er, naar mijn aanvoelen, slechts één mens die leek mee te luisteren: snorremans. De vrouw achter de toog, die duidelijk aangenaam verrast was door de voorkomende manier waarop wij haar onze wensen doorspeelden en haar bedankten wanneer zij die wensen had ingewilligd, luisterde níet mee, dat leek mij zeker. De drie meisjes die eerder op de avond hadden meegezongen met de liedjes die zij uit de jukebox haalden – wat is het lang geleden dat ik nog eens ergens een jukebox in werking heb gezien – ook niet want zij waren, tiens, al verdwenen. Ons gesprek was zo geanimeerd verlopen dat ik geen oog had voor de juiste volgorde van binnenkomen en weer vertrekken…

‘En nu zou ik graag willen sluiten,’ zei de café-uitbaatster nadat ze de lege tafels had afgeveegd, er de stoelen bovenop had gezet, de gordijnen had gesloten en het licht had gedimd. De scheefgezakte man aan de toog stond recht en schuifelde mompelend naar de deur. Ook de melancholische man achter het tafeltje kwam in beweging. Maar hij ging niet naar de deur, wel naar achter de toog waar hij wat glazen begon af te spoelen. Hij was de uitbater, dat had ik niet verwacht. Ook G. en ik stonden op. We namen beleefd afscheid en begaven ons naar de uitgang… - En zie, daar bevonden wij ons op de steenweg, die al lang niet meer nieuw is.