MEXICO
De film Le Huitième Jour
van Jaco Van Dormael maakt een kans om in Cannes de Gouden Palm te winnen. Dat
kan niemand zijn ontgaan. Het België-gevoel steekt de kop op. We halen met z’n
allen nog eens de federale solidariteit uit de koelkast van de culturele boedelscheiding,
zoals we dat met voetbal- en dynastiegekte gewoon zijn te doen.
Op mijn weg naar Antwerpen hoor ik in het radioprogramma ‘Eenhoorn’
filmcriticus Nic Balthazar praten met Jaco en met hoofdacteur Pascal Duquenne.
Een sympathiek interview, waarbij op zeker ogenblik beide ondervraagden zelfs
de ouwe deuntjes van Luis Mariano beginnen te zingen die in de film worden
gebruikt: ‘Mamma’ en ‘Mexico’. Sentimenteel of ontroerend? Ik begin alvast in
de stemming te komen. Verguld door ironie, smaak ik in nostalgie geen bittere
pil.
Ik zing dan ook luidkeels mee met het krakende plaatje van
Mariano waarin de studiotechnicus het gekweel van regisseur en acteur naadloos
laat overgaan. U kent de wijs: ‘Mexico...’ – en’dan schril de hoogte in: ‘Me-xiii-co’. In de
Craeybeckxtunnel valt het radiosignaal weg. Maar ik lalala rustig door en met het einde van de tunnel in zicht, doe ik
mijn best nog méé te zijn met het lied. U raadt het: mijn laatste uithaal valt
precies samen met die van Mariano, wanneer die terug in de ether opduikt.
Een naast mij voorsorterende chauffeur is getuige van een
moment van gekte.
Deze column verscheen twintig jaar geleden in De Standaard van 17 mei 1996