zondag 29 mei 2016

driekleur 250



Ze is klein, mager, vaalgeel, en haar zwarte haar is gevlochten en opgestoken in een knot onder een kakikleurige pet met klep. Een spits gezicht, bril, en een droge, sarcastische slepende manier van spreken. Katten heeft ze in haar roodgeverfde keet (zegt ze) en geen telefoon.

Sylvia Plath, De dagboeken 1950-1962, 88