zondag 1 mei 2016

wolken 1837-1842



wolkenfragmenten uit Imre Kertész, Ongebonden door het lot

1837
De jongens en de volwassenen om me heen wezen naar iets in de lucht: een langwerpig, roerloos, koudglanzend gevaarte, dat uitgestoken scheen te zijn in de witte nevel van de wolkeloze maar vale hemel. (76)

1838
Het was helder en zonnig weer, maar overtrekkende wolken en buien hadden een behoorlijke temperatuurdaling teweeggebracht, zodat het buiten aangenaam fris was. (111)

1839
In Buchenwald was het weer koeler dan in Auschwitz, de bewolkte hemel maakte dat alles grauw leek en het miezerde er vaak, maar in Buchenwald kon het gebeuren dat je al ’s morgens met hete bloemsoep werd verrast. (115)

1840
De ergernis over vroege opstaan was dankzij de heerlijke koele zomerochtenden, de onbewolkte hemel en de dampende koffie spoedig vergeten (om die tijd moest je goed opletten in de latrine, want je zat er nog maar net of er werd overal ‘Appell!’ en ‘Antreten!’ geroepen). (134)

1841
Ik dacht over allerlei zaken na en keek naar alles wat ik zonder overtollige of vermoeiende bewegingen kon gadeslaan, zoals de lage, grijze, ondoorzichtige hemel boven me, of beter gezegd: de loodkleurige, langzaam overtrekkende, winterse wolken, die de hemel onzichtbaar maakten. Af en toe scheurde het wolkendek en ontstonden er onverwachts spleten en lichtende gaten waar ik in kon kijken en opeens zag ik een reusachtige diepte, waaruit een straal op me neerkwam, en een snelle, onderzoekende blik van een paar ogen waarvan ik de kleur niet kon thuisbrengen, maar die ongetwijfeld blauw waren, net zo blauw als de ogen van de kamparts in Auschwitz. (172)

1842
De schapewolkjes boven de blauwige heuvels zagen al paars en de hemel stond in brand. (241)