wolkenfragmenten
uit Willem Otterspeer, De mislukkingskunstenaar.
Willem Frederik Hermans. Biografie, deel I (1921-1952)
1869
Ook een plaatje werd op
de hoop gelegd. Het stelde het paradijs voor met gulden wolkjes en
rozige engeltjes. (Otterspeer citeert WFH, 181)
1870
Een wolkje voor
de maan; zij poedert haar neus. (Otterspeer citeert WFH, 360)
1871
Het afscheid van de
geliefde, in het laatste gedicht, wordt gevangen in de tegenstelling van de
lach en de ‘zachte, warme wolken die voor haar in het verschiet liggen;
voor hem resten slechts de regen en de natte straten. (385)
1872
Mijn gastvrouw, die het
aan het hart heeft, beschikt over een grote flacon Digitaline, waar ik soms
verliefd naar knipoog, maar toen ik verleden week boven op de wolkenkrabber
van Antwerpen stond, heb ik de ontmoedigende ontdekking gedaan dat ik toch wel
niet eraf zou durven springen. (Otterspeer citeert WFH, 406)
1873
Een wolk was een
zwart dons op riet van regen (Otterspeer citeert WFH, 407)
1874
‘Deze dichter is een
zeer eenzame,’ vond de criticus van De
Nieuwe Nederlander, ‘ingekeerd in zichzelf en met een waarlijk gruwen
afgekeerd van dit schijnbestaan onder onze blauwe of onbewolkte hemel.’ (Otterspeer citeert Maurits Kok, 469)
1875
Alleen wanneer je niet
bang bent nat te worden, is het een boeiend gezicht te zien hoe de ene donderwolk
na de andere over je hoofd raast. (Otterspeer citeert WFH,
494-495)
1876
Wat dat betreft is het
precies als je had gedacht, tot in de vorm en de kleur van de wolken
(die hier heel anders zijn dan in Holland) toe. (Otterspeer
citeert WFH, 580-581)