MORSE
Op dinsdagavond, na de dagtaak,
vind ik een landing zonder puf in de zetel geen zaak om treurig om te zijn.
Inspector Morse mag dan nors zijn, hij en zijn kompaan, Lewis, hebben spirit
genoeg om mijn tijdelijke leegte te vullen.
De serie loopt nog tot 11 juni.
Als u nog niet een van de 400.000 trouwe kijkers bent, wordt het dus hoog tijd
om aan het op-en-top Britse politieduo verslingerd te raken. Zo komt dit
programma misschien toch nog in de top-tien van de kijkcijfers. Die van TV1
welteverstaan, want in globale lijstjes is Morse in geen velden of wegen te bespeuren.
Daarvoor duren de – afzonderlijk genietbare – afleveringen met bijna twee uren
misschien te lang. Of zijn de intriges te ingewikkeld? De personages te
excentriek? De ironie te fijnzinnig? Wordt het voor een politieserie
onvermijdelijke geweld te subtiel in beeld gebracht? Rijdt Morse te traag met
zijn aftandse Jaguar?
Vergal uw kijkplezier niet met dit
soort vragen. Erger u niet te veel aan de blijkbaar onvermijdelijke
merchandising die de muzikale smaak van melomaan Morse uitmelkt. Kijk gewoon
hoe, bijvoorbeeld, een oer-Britse landheer op een elektrisch hobbelpaard in
een van de vertrekken van zijn kasteel zijn bizarre bezigheid voor een
verbijsterde chief inspector verklaart: ‘Vijftien mijl in galop, en ik moet er
de deur niet voor uit.’
Zie je, daar blijf ik óók graag
voor binnen. In de hoop dat de nieuwe bewindslieden van de BRTN mild blijven
voor minderheden.
Deze column verscheen twintig jaar
geleden in De Standaard van 30 april 1996