donderdag 9 september 2004

Larmoyante driestuiversdramatiek

De meeste deelnemers van de leesclub die ik leid, vrouwen op gevorderde leeftijd, vonden het nog best te doen. Ikzelf echter heb De tweeling van Tessa de Loo, dat niet door mij was aangebracht, met almaar stijgende weerzin uitgelezen – en met 435 bladzijden stijging loopt dat al een flink eindje op. Het werd dan ook moeilijk om het gesprek in goede banen te leiden.
Verre van mij hier aan een detailkritiek te wagen, die zou moeten motiveren waarom ik dit boek, dat in nauwelijks tien jaar tijd toch zevenenveertig drukken heeft beleefd en daarmee wellicht een van de meest succesrijke Nederlandstalige romans is van na de oorlog, weerzinwekkend vind, wil ik hier toch wel het volgende kwijt.
Ik begin met het positieve: De Loo is in haar opzet geslaagd om in een tijd die daar klaarblijkelijk rijp voor was (denk aan het in diezelfde periode gepubliceerde, ophefmakende Hitlers gewillige beulen van Daniel Goldhagen) een verklaring te bieden voor de nu, post factum, onbegrijpelijk kritiekloze volgzaamheid van het Duitse volk kort voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het Wir haben es nicht gewusst krijgt bij haar een aannemelijke duiding – en dat is een grote verdienste. Dit werd ook in Duitsland naar waarde geschat want behalve de Trouw Publieksprijs kreeg De tweeling nog één andere literaire onderscheiding, een Duitse prijs die bedoeld is voor werken die een objectief licht werpen op de Duitse geschiedenis.
Zo, dat was goed. Verder staat er hier en daar nog een mooie zin in het boek, en presteert De Loo (of haar eindredacteur) het om hele flarden vrij vlot lezende tekst af te scheiden. Maar dat is het zowat.
Met literaire maatstaven gemeten gaat De tweeling volledig de mist in. Het verhaal is armetierig: twee zussen lopen elkaar na 45 jaar van elkaar gescheiden te hebben geleefd, de ene in Nederland, de andere in Duitsland, toevallig tegen het lijf in een Belgisch kuuroord en halen daar in oeverloze gesprekken hun beider verleden op. Hun poging om tot een verzoening te komen mislukt. Die verzoening is nodig want de Nederlandse heeft tijdens de oorlog joden helpen onderduiken terwijl de Duitse in diezelfde periode als nazi-sympathisante de ergste gruwelen meemaakte. That’s it. De gesprekken worden op vaak bijzonder knullige manier aan elkaar geflanst met stukjes rondleiding in Spa en beschrijvingen van wat beide zussen in de Spa’se horecazaken tot zich nemen – en dat is niet weinig.
De Loo slaagt er niet in om het ambitieuze, want in zijn naaktheid zeer veeleisende, stramien tot literaire kwaliteit op te tillen. Het toeval bijvoorbeeld dat de ontmoeting van beide zussen kenmerkt, wordt nergens aannemelijk gemaakt.
De twee werelden staan diametraal tegenover elkaar, de figuren die ze bevolken zijn karikaturen. De karaktertrekken worden gemanipuleerd in functie van de hierboven aangehaalde these: de Nederlanders waren niet allemaal goed, de Duitsers waren niet allemaal slecht.
Het spreekt voor zich dat met een zo ambitieuze, moraliserende boodschap, in zo’n beladen domein van onze gemeenschappelijke geschiedenis, de grootste voorzichtigheid aangewezen is. Denk maar aan hoe bijvoorbeeld Levi en Semprun over de kampen schrijven, of Konrád over het Hongaarse conflict in 1956. Niets daarvan bij De Loo. Zij struint op lompe voeten door de porseleinwinkel van de recente geschiedenis. Haar stijl is krakkemikkig, ze grossiert in clichés, te veel zinnen lopen mank. Expliciteringen laten de lezer niets te raden over. Haar eigen, op zich oirbare uitgangspunt – je mag individuen niet wegspoelen met het badwater van de grotere groep – leeft De Loo niet na door bijvoorbeeld alle katholieken op één hoop te gooien. Alsof er nergens in het Duitse Rijk een goede katholiek zou te vinden geweest zijn… Ze bezondigt zich om de haverklap aan theatraliteit, larmoyante driestuiversdramatiek, schoolmeesterachtig gedram, te ver gezochte en geforceerde symboliek…
Dat alles maakt de lectuur van De tweeling tot een bijzonder pijnlijke, ja zelfs gênante ervaring. In die mate zelfs dat ik me op een gegeven ogenblik afvroeg in hoeverre het nog wel moreel verantwoord is om het leed van miljoenen te gebruiken voor het produceren van zo’n onding.