Ik weet het niet, hoor, wat gruwelijker is: een nauwkeurig in beeld gebrachte onthoofding, klinisch en proper in beeld gebracht zoals de talrijke chirurgieprogramma’s die tegenwoordig de beeldbuis ‘teisteren’ (zoals de eerste tv-critici nog zegden), of hetgeen het televisiejournaal deze middag voorschotelde. Vijf gemaskerde en gewapende terroristen staan achter hun slachtoffer met veel misbaar het koranvers te declameren waarop ze zich beroepen om hun wandaad te rechtvaardigen. De willekeurige Amerikaan die zich ginds in Irak ten koste van een rechtvaardiger wereld aan de oorlog aan het verrijken was, is een hoopje ellende, angst, waanzin… Opeens zet een van de gemaskerde terroristen een stap voorwaarts, pakt de Amerikaan bij het hoofdhaar, haalt een hakmes boven, mikt op de halsslagader en…
Daar, op dat punt, waar niets meer te raden overblijft, vinden de programmamakers het kies om er toch, alsnog, de schaar in te zetten. Kwestie, waarschijnlijk, van al te gevoelige kijkers met deze onthoofding niet voor het hoofd te stoten… Alsof de obsceniteit pas begint wanneer het bloed uit de ader gutst, het vlees wordt doorkliefd, het hoofd loskomt en op de grond valt –
Ik vind dat wel een erg letterlijke interpretatie van welvoeglijkheid. Alsof de mensonterende doodsstrijd van die man en dat weerzinwekkende geblaf van die zelfverklaarde helden, die te laf zijn om ongemaskerd hun misdaden te begaan, niet obscener zijn dan datgene wat ik niet te zien krijg maar wat ik mij perfect kan indenken: een weerloos hoofd dat met chirurgische precisie met een scherp mes van een paniekerig lichaam wordt gescheiden.
Ik weet het niet, hoor, maar ik stel me toch maar de vraag: waarom is het nodig dat ik ook maar één seconde van dit walgelijk tafereel te zien krijg? Ik wil het níet zien. Maar als ik iets te zien krijg, moet men het mij maar meteen helemaal voorschotelen. Dat is de enige keuze. Die censuurschaar, om redenen van welvoeglijkheid in de filmbeelden gezet, lijkt mij op zich nog scherper te snijden dan dat moordende hakmes. Alles tussen het niets en het alles is laf, halfslachtig, hypocriet en obsceen.