etappe 6/9 –
Charolles-Reyrieux – 106 km (b)
Daarmee zijn we nog niet uit Villefranche weg. Ik rijd eerst
helemaal de verkeerde kant op, moet op mijn pedaaltrappen terugkeren, en
vertrek dan via een uitvalsweg die me heel steil tot boven op de over de stad en
het Saônedal uitkijkende heuvel aan de westkant voert. Een totaal overbodige
omweg, zo zal blijken, van alles bij elkaar wel 10 kilometer. Tijdens dat
overbodige klimmen besluit ik dat ik van hieruit echt wel de kortste én vlakste
weg richting Midi zal moeten volgen. Ik dus op zoek naar de chemin de halage langs de Saône, het
jaagpad waarop iemand mij gewezen heeft. Maar dat is ook geen sinecure. En
wanneer ik het dan eindelijk vind, blijkt het een hobbelig grindpad te zijn.
Ik volg deze nauwelijks weg te noemen weg een tijdje en maak
me al op voor een nieuwe sessie wildkamperen en een wasbeurt in het water van
de rivier, wanneer – einde pech! – een met lampionnetjes en schaduwrijke bomen
uitgerust terras mijn aandacht trekt. Het maakt deel uit van een
hotel-restaurant, ‘O2’ genaamd, en laat daar nu toch wel niet nog precies één
eenpersoonskamer vrij zijn! Aangezien ik wel aan wat zuurstof toe ben, besluit
ik hier mijn kampement op te slaan. Ik bevind mij op het grondgebied van de
gemeente Reyrieux, op een twintigtal kilometer van Lyon.
Om zeven uur ben ik de eerste terrasgast, maar nog geen uur
later is het hier volle bak. Ik laat mij een politiek incorrect stuk tonijn
welgevallen, uitstekend bereid, vergezeld van sauce tomate, pomme
dauphinois en ratatouille en
overgoten met mijn gebruikelijke literfles Badoit. Als genoegdoening voor de
doorstane emoties van de dag gun ik mezelf twee bollen crème glace.
Het wordt al vroeger donker. Gewoon omdat augustus nu al een
eind gevorderd is maar ook omdat ik de evenaar dichter genaderd ben. Ik maak
een korte wandeling tot aan de oever van de rivier. Iets – maar wat? – springt
van op de boord het water in. Terug op mijn kamer zap ik nog wat op tv, maar er
is niets. Werkelijk niets. Het grootste niets is er in de vorm van twee
voetbalgekke journalisten die, de camera op hén gericht, exuberant
gesticulerend commentaar staan te leveren bij een match die zij bekijken op een
concurrerende zender maar waarvoor het kanaal waaraan ze hun fratsen slijten
geen uitzendrechten heeft kunnen verwerven. Ik sluit deze postmoderne pantomime
af en glijd weg in een diepe slaap, dromend van kinderen die tussen tafeltjes
heen en weer rennen op een feestelijk verlicht terras op de oever van een
rustig zuidwaarts voorbijkabbelende rivier.