De eerste is – hoewel ik niet zeker ben of ik hem een zaak
kan noemen, maar wat dan wel? – de dood. Meerdere mensen in mijn omgeving – ik
denk uiteraard aan X, Y en Z, maar ook aan T, U, V en W, zijn ziek, sommigen
van hen terminaal, of ze hebben het net gehad – en ‘het’ is natuurlijk ‘K’.
Vaak zijn het niet eens oude mensen, ik bedoel: voorzover zestig of
daaromtrent ‘niet oud’ is. In boeken van vroeger lees je dat wel eens: ‘Hij of
zij was al oud’, en dan blijkt dat die hij of zij nog maar zestig of zelfs
vijftig is – maar dat is vandaag toch niet meer zo. Enfin, je bent met zestig
toch nog niet oud genoeg om dood te gaan.
Dat is één. De tweede zaak die mij te dicht nadert, is het
fascisme. Daarnet zag ik nog een gezonde, sterke, zeer Arische kerel fier in
hemelsblauw S&V-T-shirt rondlopen. S&V staat voor Schild &
Vrienden. Men geneert zich niet meer. Men zégt en toont het gewoon. L. vertelde dat ze
een oud-leerling van haar had gezien die intussen, zoals P. het verwoordde, een
‘zwartzak’ was geworden. Toen bleek dat hij Vlaams Belang-aanhanger was, schrok
L. wel even want dat had ze van een oud-leerling niet verwacht. ‘Ik weet dat
mijn kleur niet strookt met uw overtuigingen,’ had de jongeman er nog aan toegevoegd.
‘Geeft niet,’ zei L., ‘we leven toch in een democratie, nietwaar?’ ‘Ja,’ had de
jongeman daarop geantwoord, ‘voor zolang dat nog duurt.’ Slip of the tongue.
Dat is het klimaat waarin we leven. Het is nu zichtbaar, en
het zal alsmaar zichtbaarder worden. Samen met de opkomst van de mondmaskers is
het demasqué ingezet. Berust dat chronologische samengaan tussen beide fenomenen
op toeval? Die vraag zou nog interessante politiek-sociologische-groepspsychologische
bedenkingen kunnen opleveren.
Ik wik mijn woorden: nooit eerder in mijn tijd van leven was
het klimaat protofascistischer dan vandaag. Nooit eerder in mijn leven stond ik
dichter bij de dood.