200809
etappe 8/9 – Valence-Orange – 125 km (b)
Middagstop van 12 tot 15 uur in Pierrelatte. In extremis kan
ik, voor het sluitingsuur, nog wat gekoelde frisdrank en spuitwater ophalen in
een superette. Op het bestaan van die winkel was ik geattendeerd door toedoen
van een oudere man van allochtone afkomst die met een kartonnen doos vol
wijnflessen op zijn vlakbij mijn bank naast het petanqueterrein geparkeerde
auto afstapte met de gevleugelde woorden: ‘Avec ce temps-ci, le vin est le
meilleur moyen pour étancher la soif.’ Niet bepaald een
moslimfundamentalistische uitspraak, die ik overigens niet onderschrijf. Het
valt me trouwens op, passim in
Frankrijk, dat, wanneer een van hun favoriete bezigheden beoefenen, kletsen op
straat, de Noord-Afrikaanse mannen hier niet meer, zoals vroeger, de taal van
Molière, Voltaire en George Brassens bezigen, maar gewoon hun eigen taal. Dat
lijkt mij een belangrijk verschil: zij nemen nu de publieke ruimte in, zoals
ook de vrouwen er kennelijk niet meer om malen om zich in hun volkseigen gewaden
op straat te begeven. Het doet mij aan een recente roman van Michel Houellebecq
denken.
De warmte speelt nu heel nadrukkelijk mee. De Via Rhona, die
ik opnieuw heb teruggevonden, brengt me op kleinere wegen in de vlakke
valleibodem – maar die lopen niet altijd recht naar het zuiden. Door mijn
trajectaanpassing – geen bergen! – mis ik de desbetreffende bladzijden uit het
Michelin-kaartenboek en moet ik mij volledig op mijn telefoon-gps verlaten.
Daardoor ontbeer ik het overzicht. Ik krijg de indruk dat ik extra kilometers
bol. Bovendien draait de wind en moet ik daar nu tegenop, wat het rendement
aanzienlijk drukt. Ik vorder nauwelijks.
Dr. Huawei brengt opnieuw redding. Ik boek een kamer in Hôtel
Kyriad in Orange. Dat blijkt, wanneer ik daar eindelijk ben aangekomen, een kil
en afstandelijk etablissement, zogenaamd chique maar in de badkamer van mijn
kamer hangt een putlucht, hardnekkiger dan mij lief is. Het onthaal verloopt
overigens ook niet allervriendelijkst. Ik mag mijn fiets in de ‘salle des
conférences’ stallen, tussen een overheadprojector en een flipchart – of hoe heet zo’n ezel met grote bladen papier die je na
ze met gewichtige maar over het algemeen vrij nutteloze organogrammen te hebben
volgetekend over de bovenkant van het bord kunt flipfloppen?
Gelukkig kan ik nog een wandeling maken in deze mooie stad
(waar ik zes jaar geleden een potloodslijper
kocht). Ik kom uiteraard ook langs het grote Romeinse theater. Door de kieren
van een poort zie ik dat binnenin een voorstelling wordt voorbereid. In een van
de kleinere straatjes krijg ik in een couscousrestaurant een eerlijk maal
toegeschoven en word ik bijzonder vriendelijk bejegend. Achter mijn tafeltje in
een hoek van de gelagkamer heb ik uitzicht op een paar gezelschappen waarvan
alle leden nagenoeg constant met hun gsm in de weer zijn.