zaterdag 29 augustus 2020

per fiets naar de Midi 13


200809

etappe 8/9 – Valence-Orange – 125 km (b)

Middagstop van 12 tot 15 uur in Pierrelatte. In extremis kan ik, voor het sluitingsuur, nog wat gekoelde frisdrank en spuitwater ophalen in een superette. Op het bestaan van die winkel was ik geattendeerd door toedoen van een oudere man van allochtone afkomst die met een kartonnen doos vol wijnflessen op zijn vlakbij mijn bank naast het petanqueterrein geparkeerde auto afstapte met de gevleugelde woorden: ‘Avec ce temps-ci, le vin est le meilleur moyen pour étancher la soif.’ Niet bepaald een moslimfundamentalistische uitspraak, die ik overigens niet onderschrijf. Het valt me trouwens op, passim in Frankrijk, dat, wanneer een van hun favoriete bezigheden beoefenen, kletsen op straat, de Noord-Afrikaanse mannen hier niet meer, zoals vroeger, de taal van Molière, Voltaire en George Brassens bezigen, maar gewoon hun eigen taal. Dat lijkt mij een belangrijk verschil: zij nemen nu de publieke ruimte in, zoals ook de vrouwen er kennelijk niet meer om malen om zich in hun volkseigen gewaden op straat te begeven. Het doet mij aan een recente roman van Michel Houellebecq denken.


De warmte speelt nu heel nadrukkelijk mee. De Via Rhona, die ik opnieuw heb teruggevonden, brengt me op kleinere wegen in de vlakke valleibodem – maar die lopen niet altijd recht naar het zuiden. Door mijn trajectaanpassing – geen bergen! – mis ik de desbetreffende bladzijden uit het Michelin-kaartenboek en moet ik mij volledig op mijn telefoon-gps verlaten. Daardoor ontbeer ik het overzicht. Ik krijg de indruk dat ik extra kilometers bol. Bovendien draait de wind en moet ik daar nu tegenop, wat het rendement aanzienlijk drukt. Ik vorder nauwelijks.

Dr. Huawei brengt opnieuw redding. Ik boek een kamer in Hôtel Kyriad in Orange. Dat blijkt, wanneer ik daar eindelijk ben aangekomen, een kil en afstandelijk etablissement, zogenaamd chique maar in de badkamer van mijn kamer hangt een putlucht, hardnekkiger dan mij lief is. Het onthaal verloopt overigens ook niet allervriendelijkst. Ik mag mijn fiets in de ‘salle des conférences’ stallen, tussen een overheadprojector en een flipchart – of hoe heet zo’n ezel met grote bladen papier die je na ze met gewichtige maar over het algemeen vrij nutteloze organogrammen te hebben volgetekend over de bovenkant van het bord kunt flipfloppen?


Gelukkig kan ik nog een wandeling maken in deze mooie stad (waar ik zes jaar geleden een potloodslijper kocht). Ik kom uiteraard ook langs het grote Romeinse theater. Door de kieren van een poort zie ik dat binnenin een voorstelling wordt voorbereid. In een van de kleinere straatjes krijg ik in een couscousrestaurant een eerlijk maal toegeschoven en word ik bijzonder vriendelijk bejegend. Achter mijn tafeltje in een hoek van de gelagkamer heb ik uitzicht op een paar gezelschappen waarvan alle leden nagenoeg constant met hun gsm in de weer zijn.