200806
etappe 5/9 –
Anost-Charolles – 93 km (a)
Om de voorspelde hitte voor te blijven, vertrek ik al om
zeven uur. Ik krijg meteen twee fikse hellingen voor de wielen geschoven. Een
buizerd, vlak voor mij op de weg gezeten, vliegt op en wint een eind voor mij
uit hoogte. Tot hij het bos in zwenkt. Ik herinner mij dat ik gisteren, op een
van de schaarse stukken nationale die
ik aandoe, omdat het nu eenmaal soms onvermijdelijk is, bijna van de weg werd
geblazen door een Poolse vrachtwagen die me inhaalde. Niet toevallig niet een
Franse vrachtwagen want dat moet ik – met grote genoegdoening – vaststellen: de
Fransen zijn in dit land aanzienlijk vriendelijker geworden voor fietsverkeer
dan pakweg twintig of dertig jaar geleden. Je wordt pas ingehaald wanneer het
tegenoverliggende vak volledig vrij is, zodat er een ruime boog kan worden
beschreven. Déze anderhalvemeterplicht, hier en daar gememoreerd op speciale
verkeersborden, wordt met andere woorden ruimschoots geëerbiedigd.
Onderweg maak ik een praatje met een jonggepensioneerd koppel
uit Wageningen. Ze hebben ooit al Marokko befietst. Nu maken ze, met een
camping als uitvalsbasis, ritjes met de racefiets, nooit meer dan 50 of 60
kilometer. Wat verderop, in Saint Léger, vraag ik aan een man die aan zijn huis
aan het werken is de weg. Ook hij is Nederlander, wordt al snel duidelijk.
‘Laat ons dan maar in het Nederlands praten,’ suggereer ik. Daar is hij het
meteen mee eens, maar hij blijkt niet te weten dat de weg die achter zijn huis
rechts afbuigt naar het door mij beoogde Maison-de-Bourgogne leidt.
Het is een mooi huis waar die Nederlander aan werkt. Dat zijn
ze hier vaak, de huizen: mooi. Wellicht is in deze streek de mooiste
architectuur van heel Frankrijk te vinden: kloeke natuursteen, elegante details.
Onbegrijpelijk dat er niet zorgzamer mee wordt omgesprongen en dat wie nog in
een dorp of in een kleine stad wenst te wonen – er zijn daar steeds minder
bewoners te vinden – de karakterloosheid van een anonieme nieuwbouw in een
verkaveling in de rand verkiest boven het robuuste comfort van een
negentiende-eeuws huis in de kern.
In Charbonnat tref ik op het terrasje van een bakkerij enkele
mountainbikers uit Nancy. Op de deur staan de telefoonnummers van het Élysée en
het Matignon vermeld: de bakkerin is het beu het gezeur over de
mondmaskerplicht zelf te moeten behandelen.
Ik nader het Zuiden: de eerste cicades, de eerste
zonnebloemenvelden, de eerste natuurstenen huizen, de eerste hagedis die op een
warme steen wegfrut, het eerste smeltende
asfalt – en straks de eerste platanenrijen en de eerste olijfbomen en
lavendelvelden…