200804
etappe 3/9 – Épernay-Tonnerre – 173 km
De hotelier die mij gisteren hartelijk ontving, volhardt ook
vandaag in de vriendelijkheid. Bij het ontbijt vraagt hij of hij de tv moet
aanzetten. Doe maar, zeg ik. Graag op France 2, dan kan ik nog eens naar Télé
Matin kijken. Hoewel, eigenlijk is dat tegenwoordig meer reclame dan wat
anders. De publiciteitsboodschappen worden aan elkaar geluld met zoete praatjes
over toeristische bestemmingen, fitheidstips en lifestyleweetjes. Ik praat tussen
croissant en pain au chocolat wat met
de hotelier over de canicule. Het
houdt hem bezig maar zolang de hitte niet méér dan vijftien dagen per zomer
aanhoudt, wil hij toch geen airco in de kamers installeren: de investering is
te groot. Overigens, zo overweeg ik later op de dag tijdens het fietsen door de
weidse Champagne-vlakte, word je, wanneer je bij dit weer naar het zuiden
fietst, langs twee kanten geroosterd: ’s voormiddags links en ’s namiddags
rechts.
Op de parking van het hotel spreekt een Zwitser me aan. Dat
hij een Zwitser is, zie ik aan de nummerplaat op zijn dikke SUV. Zo’n dikke
auto, en toch zo’n goedkoop hotel? Mmmm. Maar goed, de man is vriendelijk. Hij
herkent mijn Belgisch-Frans accent. Tiens, waar zou ik dat opgeraapt hebben?
Het is een zalige fietsvoormiddag. Wind in de rug, nog niet
te warm, prachtig landschap tussen de wijnvelden, van de ene dure château naar
de andere – zo passeer ik onder meer Veuve Cliquot. Bij een van de wijnboeren
van Bergères, tegenover het gesloten etablissement met de onverbiddelijk
woordspelerige naam ‘La Folie des Bergères’, is van de gevel de eerste A van
‘CHAMPAGNE’ naar beneden gekletst – zelfs hier slaat het verval onverbiddelijk
toe. Ik raap de kapitaal op en plaats hem bij de gesloten voordeur van de
proeverij.
Ik daal af naar de dorre graanschuur van Frankrijk. De oogst
is binnen, dit lijkt wel een woestijn.
Ik doe onder meer de vlekken Fère-Champenoise, Euvy,
Gourgançon en Salon aan. Boven rond een watertoren buitelt een gezin
slechtvalken. Picknicken doe ik na 75 kilometer in Droupt-Sainte Marie. Of was
het Droupt-Saint Basle, ik weet het niet meer. In elk geval, het was op een
beschaduwd trapje van het Local des
Associations dat ik schaduw én zitgelegenheid vond. Binnen zie ik een
antieke tafel staan, met een stoel. Twee brandweerhelmen glimmen op de
schoorsteenmantel.
Op het grind voor mij sleurt een mier een bijenlijk over de
keitjes. Voor de mier zijn het manshoge rotsen. Soms valt zijn prooi terug en
moet hij herbeginnen, maar hij vordert onverzettelijk en gestaag. Het beeld zal
mij een paar keer voor de geest komen tijdens het overwinnen van de
Bourgondische heuvels.
25 kilometer lang volg ik het fietspad langs het parallel met
de Seine lopende Canal de la Haute Seine. Tot in Troyes. Daar drink ik op het
terras van café Le St Nizier een koffie. Een type met Che Guevara-T-shirt
monstert de op het rokerstrottoir voorbijstappende dames.
Troyes blijkt gemakkelijker te bereiken dan te verlaten, dat
wisten de Grieken al. Langs Bréviandes lukt het me uiteindelijk toch. De
gebruikelijke smoezeligheid en drukte van de uitvalswegen. Ik kom nu op
heuvelachtiger terrein: het begin van mijn geliefde Bourgognestreek. Het
gemeentebord van Saint-Phal lijkt mij zeer geschikt voor een selfie.
Om kwart over zeven kom ik aan op de camping municipal van
Tonnerre. In restaurant ‘Le Petit Gourmand’ wacht mij een van uitstekende
frietjes vergezelde salade met onder andere ei, eend en – wat blijkt te zijn –
een plak ganzenlever waarvan de nogal fletse smaak geenszins het veroorzaakte
leed rechtvaardigt. Ik arroseer het geheel met een voortreffelijke fles Badoit.