200809
etappe 8/9 –
Valence-Orange – 125 km (a)
300 kilometer scheiden mij nog van de camping waar de auto
staat die ik naar Brugge moet overbrengen. En waar ook A., D., B. en J. me
opwachten. De rekensom is vlug gemaakt: het moet mogelijk zijn om die afstand
in twee dagen te overbruggen. Maar dan zonder bergen en omwegen, in een rechte
lijn langs de rivier tot Avignon, en van daaruit langs de Durance tot aan de
voet van het laaggebergte waar, iets meer naar het noordoosten, op een hoogte van
vijfhonderd meter, het meer van Sainte-Croix op me wacht.
Ik bevind mij helemaal alleen in de ontbijtzaal: croissants,
Frans brood en alle mogelijke beleg zijn in rijkelijke hoeveelheden aanwezig.
Op het laatst krijg ik het gezelschap van een jong koppel, dat gemondmaskerd de
gelagzaal betreedt. Het is duidelijk wie van beide de plak zwaait. De jongen
heeft zijn masker wel heel eigenaardig opgezet. Het is er niet zo een waarbij
twee elastiekjes achter de oren worden gehaakt, maar een dat met vier touwtjes
en twee strikken moet worden vastgemaakt. Een van de twee strikken is, vreemd
genoeg, bovenop zijn hoofd vastgemaakt, waardoor ik moet denken aan een paasei
met een strik of aan een stripverhaalfiguur met kiespijn.
Ik verlaat Valence via de Nationale
7 en moet natuurlijk aan het liedje denken van Charles Trenet, met dien
verstande dat de versregel ‘On est heureux Nationale 7’ hier niet meteen van
toepassing is: de buitenwijken en kmo-zones en het drukke autoverkeer
deprimeren me. Als dit is waar het kapitalisme toe geleid heeft, samen met de
afbraak van het rurale Frankrijk en het verdwijnen van de kleine
dorpsgemeenschappen, dan is er onderweg toch iets grondig misgegaan.
Vlak voor Montélimar, dat mij een andere liedje
voor het geestesoor brengt, zie ik, gezeten op een terrasje langs de kant van
de weg, een oude bekende: Johan, de man die ik gisteren op sleeptouw nam naar
Valence! Hij is vanmorgen al om vijf uur vertrokken. We drinken samen een koffie
en slaan een praatje, maar we zijn volwassen genoeg om te beseffen dat dit
tweede toeval niet hetzelfde kan teweegbrengen als het eerste – en we nemen al
vlug afscheid. In Montélimar zelf stop ik nog eens, nu voor een cola. Zowel
hier als daarnet met Johan was de bediening uitermate onvriendelijk – dat
steekt, zeker als je moe bent en in deze hitte.