30 april 2014
dag 2.3
Om half acht ben ik de eerste en lange tijd de enige gast in het restaurant van Le Relais de Vincey. Muzikale (muzakale) achtergrondomlijsting: We Are The Champions en I Never Can Say Goodbye, dat laatste in een uptempoversie welteverstaan. Spuuglelijke schilderijen aan de muur. Op de kasten schaalmodellen van speedboten in glanzend gevernist en gepolitoerd hout. Ik eet helemaal alleen mijn morceau de boeuf poêlé, gearoseerd met een fles spuit. De ober wandelt nietsomhanden heen en weer tussen de tafels door, herschikt hier een servet en daar een fourchette, om dan weer een tijd voor het raam te gaan staan ten einde de motregen nauwgezet in de gaten te houden. Hij bezorgt me het gevoel van op de vingers te worden gekeken. Ik mijd angstvallig dat onze blikken elkaar kruisen anders denkt ie dat ik iets nodig heb maar dat heb ik niet. Pas wanneer mijn vlees helemaal verorberd is, komen er eindelijk nog twee gasten binnen. Een kakmadam met rashondje en een man, die duidelijk niet haar man is, met een blauwe jas met geelkoperen knopen. Hij zou, mocht hij wat kleiner zijn, zo achter de stuurknuppel van een van die speedboten kunnen. De gerante, die bij het koppel de bestelling opneemt, klaagt, daarnaar gepeild, dat het vast door die rare, midden in de week vallende feestdag is dat de mensen niet op restaurant gaan. Dat doet me er aan denken dat ik morgen misschien logistieke problemen ga ondervinden.
Midden in de week vallende feestdagen? Zo zijn er drie in
deze meimaand, verneem ik ’s anderendaags op de televisie. Drie keer wordt de
brug gemaakt en dat kost de Franse economie miljarden euro’s!
Ik heb goed gegeten en ben correct bediend. Maar in dit interieur, en zo alleen, voel ik mij allesbehalve thuis. Alleen al omwille van de muziek zou ik hier nooit willen terugkomen. Dit is een snelweghotel. Niks geen verbondenheid met de streek, het had overal elders kunnen staan. Le Relais de Vincey? Rien à voir avec le terroir!