Brussel Centraal, de postspitstrein naar Knokke/Blankenberge
van half acht, ingekort tot zes wagons. Dat is niet zo veel, en er is nog
aardig wat volk op de been. De wagon waarin ik heb plaatsgenomen loopt dan ook
goed vol.
Aan de overkant van het gangetje bezetten twee jonge
mannen twee van de vier stoelen. Op de twee plaatsen naast zich hebben ze hun
bagage neergeplant. Een weinig sympathieke truc om niemand naast zich te laten
plaatsnemen, maar goed.
Nog voor de trein vertrokken is uit Brussel Centraal,
gaat een van beide jongemannen plassen. Gevolg: de achterblijver moet nu,
behalve zijn eigen plaats maar daar heb ik het niet over, niet één maar drie
stoelen reserveren. Tot drie keer toe zegt hij tot mensen die aanstalten maken
om naast hem plaats te nemen, telkens twee mensen, dat alle vier de plaatsen ‘bezet’
zijn. Nog altijd niets aan de hand want de zes geweigerden vinden nog relatief
gemakkelijk een plek elders in de wagon. Van die zes waren er drie zwart – niet
dat ik racisme insinueer maar je weet maar nooit.
Wanneer zijn kompaan van het toilet terugkeert – we zijn
bijna in Brussel Zuid – krijgt hij van zijn maat een sneer te verwerken: ‘Zeg,
jij kiest wel een slecht moment om te gaan pissen. En ik maar die plaatsen
bezet houden.’
De twee starten een gesprek over politiek. Ik meen te
kunnen opmaken dat ze op een kabinet werken. Ik heb een donkerblauw vermoeden
aan welke partij ze verbonden zijn maar ik hoor niets dat daarover definitief uitsluitsel
kan geven.
We komen aan in Brussel Zuid. Er komen opnieuw heel wat
mensen binnen, zoveel dit keer dat de twee het echt niet meer kunnen maken om
de twee stoelen naast zich met hun boekentassen bezet te houden. Duidelijk
tegen hun zin maken ze plaats. Een blanke en een zwarte man komen naast hen te
zitten.
Nu zit ik daar. Razend te wezen over dat schaamteloze gedrag.
Botweg liegen tegen mensen die een plek zoeken. Politieke praatjes verkopen en
tegelijk zo arrogant en asociaal zijn. Moet ik iets doen, moet ik iets zeggen?
Wat is het toch, in onze wereld, dat ons de woorden doet
inslikken die wij eigenlijk zouden moeten uitspreken? Maar wat zou ik die twee
klootzakken gezegd hebben als ik het had gedurfd? Ik heb erover nagedacht. Ik
zou hen gevraagd hebben of de partij waaraan zij verbonden zijn voorstander is
van het privatiseren van de spoorwegen.
Wanneer de twee een halfuur later uitstappen in Gent, houd ik me gedeisd. Ik ben niet trots op de redeloze haat die ik in me voel
opwellen.