Het was een akelig weerzien met de plek waar ze veertig jaar geleden onder de blote hemel in de duinen hadden geslapen, niet ver van het paterskerkje – dat toen nog niet ingesloten was door die akelige appartementsgebouwen. Ze hadden, na veel zoeken en niet zonder een gevoel van onbehagen te kunnen onderdrukken, hun kampeerwagen op min of meer dezelfde plek geparkeerd als toen... Toen, voor ze uit De Panne waren weggevlucht, hadden ze nog mee actie gevoerd tegen het vastgoedavontuur van CVP-burgemeester Versteele. Die had vijf van de dertig maanden waartoe hij was veroordeeld moeten uitzitten, een zesde van zijn straf. Maar dan was het kwaad al geschied: een derde van het waardevolle duinengebied had de vroede burgervader opgeofferd aan de vooruitgang. Die werd in de vroege jaren zeventig nog niet zo onvanzelfsprekend bevonden. Ze stonden er een beetje verloren, op die verlaten parking. De appartementsgebouwen waren leeg – daar kwamen enkel in het zomerseizoen gasten uit het binnenland logeren. Ze konden een wandeling maken, iets drinken op de Dijk als ze daar een open etablissement zouden vinden, en dan straks in de camper kijken naar de televisie. Morgen zouden ze naar huis terugrijden.