zondag 5 februari 2012

Martini-psychologie

Brandon (Michael Fassbender), een zeer niet-onknappe dertiger die alles heeft om het te maken (mysterieuze glimlach, aantrekkelijke fysiek, een over de hele lijn coole verschijning), is aan seks verslaafd. Vaste relaties en incest interesseren hem niet, maar ongeveer al de rest in de discipline wel. Van vluchtige oogcontactspelletjes in de ondergrondse en flirts op het werk tot de hele winkel van sinkel van surrogaten op het net en illusies in glossy vierkleurendruk. Hoe goorder en vluchtiger, hoe liever. Gevolg? Brandon is emotioneel een gehandicapte. Echt contact gaat hij uit de weg, tederheid kent hij niet, en als hij al een keer een gevoel voor iemand heeft, laat zijn uit de kluiten gewassen apparatuur, anders niet op enig feilen te betrappen, hem deerlijk in de steek.

Dat is het zo ongeveer. Regisseur McQueen heft in Shame de vinger: ‘Pas op voor dergelijke eenzijdige benadering van intersubjectief verkeer!’ En hij doet er een ferme schep bovenop door zowat alles wat met seks te maken heeft – en dat is in deze film niet weinig – in een ‘perverse’ vorm op te dienen: masturbatie, voyeurisme, exhibitionisme, veelwijverij, prostitutie, de door niets afgelijnde promiscuïteit van de homoclub (inclusief latex outfits en rood neonlicht). Voor elk wat wils dus, maar niet voor de laat ons zeggen gemiddelde toeschouwer die niet vies zou zijn van een harmonieuze relatie met een ‘normale’ fysieke component. Zonder meer. Neen, seks lijkt in het zeer beperkte universum van Steve McQueen niet te kunnen bestaan zonder ranzige franje. Of beter: in zijn visie is de kern ranzig, en de buitenkant niets dan opsmuk.

Ik ben niet onder de indruk van deze boodschap. Steve McQueen bezondigt zich met Shame aan ongenuanceerd gemoraliseer. En dat valt des te harder op doordat de film ook vormelijk weinig om het lijf heeft – waardoor de personages mij niet raken. De verhaallijn is flinterdun. Het grootste deel van de film bestaat uit elkaar opvolgende illustraties van hetzelfde uitgangspunt: Brandons seksverslaving. Soms vertraagt het tempo zodanig (in sommige dialogen; in de op zich niet onverdienstelijke uitvoering van een versie van Sinatra’s ‘New York, New York’; in een tweetal bedscènes) dat McQueen de grens van het draaglijke overschrijdt – ook al omdat hij zijn camera tot heel dicht bij zijn onderwerp laat komen en zo de kijker geen manoeuvreerruimte meer laat. De hele esthetiek, trouwens, van deze film draagt niet bij tot overtuigingskracht: de cleane kantoorruimten met veel glas en panoramische uitzichten over de stad, de cleane bars, het cleane appartementinterieur horen eerder thuis in reclames voor Baccardi of Martini dan in een psychologisch drama.