Aan de voet ervan liepen koeien over de glooiende velden tussen gouden korenaren en geheimzinnige gestreepte tenten, zo dichtbij dat Yvonne een vaag geritsel hoorde.
Voor hen uit bleven de Popocatepetl en de Ixtaccihuatl het noordoosten domineren, en de Slapende Vrouw was nu misschien wel de mooiste van de twee, met op haar top rafelige hoeken van bloedrode sneeuw die vervaagden onder hun blik, geranseld door donkerder rotsschaduwen, terwijl de top zelf midden in de lucht leek te hangen tussen de stollende, almaar klimmende zwarte wolken.
Malcolm Lowry, Onder de vulkaan, 362-363