Van gisteren wil ik mij herinneren dat een droom van een paar dagen geleden mij ineens weer voor de geest schoot: ik loop in een wei langs een afgrond en moet voortdurend opletten waar ik mijn voeten neerzet want overal liggen dode paarden. Ik wil mij ook een mail herinneren van I., die graag zou ingaan op een uitnodiging om tijdens de tweede week van de paasvakantie eens langs te komen.
Vandaag moet ik werken. Ik moet wel vroeg thuis zijn want ik treed op als gastheer voor een nieuwe bijeenkomst van Goed Gezien.