woensdag 2 maart 2011

mijn woordenboek 305

ANALOOG

Indertijd hadden we pas om de zoveel weken of maanden – het ging sneller in de vakanties – een rolletje vol. Een paar dagen nadat we de bestelling hadden geplaatst, haalden we het mapje op met de in stroken geknipte ontwikkelde film en de afdrukken. Dat kostte telkens een frank of vierhonderd, niet weinig al bij al, dus fotografeerden we wel wat zuiniger. Met het bekijken van de foto’s werd gewacht tot het tijd was om te aperitieven. Het was een van de regelmatig terugkerende rituelen van mijn huwelijk. Er werd al meteen een selectie gemaakt: de mislukte, de gewone, en ten slotte de foto’s die zouden worden bijgezet in het fotoalbum. Dat was dan mijn werk: ik kon goed overweg met schaar en lijm.

De digitale technologie heeft intussen genadeloos de analoge verdrongen – en niet alleen in het fotograferen. Zelfs het menselijk contact verloopt nu sneller, is vermenigvuldigd, goedkoper geworden en in grote mate gevirtualiseerd. Hoeveel vrienden kan een mens niet maken in een mum van tijd! Koppels worden niet meer gevormd achter de toog maar achter de webcam.

Maar is digitaal altijd beter? Voor muziekdragers in elk geval niet. Legio zijn de onspeelbaar geworden cd’s die ik uit de discotheek naar huis meebreng. Ze hebben niet eens die sympathieke krassen die ik nog altijd feilloos weet thuis te wijzen op mijn nauwelijks nog gedraaide lp’s – al die rompslomp, weetjewel, en je moet om de 25 minuten uit je zetel om de plaat om te draaien. Terwijl nu: een druk op de knop en iTunes verrast je de hele dag met onuitgegeven compilaties.

Analoog wordt meer en meer synoniem voor: nostalgisch terugkeren naar een vorm van ambachtelijkheid of tastbaarheid, echtheid. ‘Dialoog’ is een woord dat meeklinkt. Het vinyl is nog niet definitief van het toneel verdreven. En fotografeert u ook nog analoog? Ik heb het een tijd geprobeerd maar moet toegeven: wat is nog de meerwaarde? Je moet al heel beslagen zijn om in je resultaat, de print, dat je ne sais quoi te verwezenlijken waardoor een analoge foto dat tikkeltje meer… warmte, menselijkheid, diepgang heeft – tja, hoe zullen we dat surplus noemen, het zijn allemaal benaderende en weinig precieze omschrijvingen die ook worden gebezigd door de verstokte jazzplatenverzamelaar die het vertikt cd’s te kopen. En bovendien is in de fotografie zelfs dat typische analoge effect, de onvolkomenheid ervan die met ruis en verschietende kleur te maken hebben, al verkrijgbaar via downloadbare app’s: ‘With Hipstamatic for iPhone digital photography never looked so analog.’

Voor één aangelegenheid is de digitalisering ongetwijfeld een zegen: tal van zinloze bureaucratische handelingen werden geëlimineerd. Hoeveel onnozel werk is niet overbodig gemaakt door de computer, hoeveel fiches moeten niet meer manueel worden ingevuld, dossiers geklasseerd, formulieren afgevinkt, opgeplooid en in enveloppes gestopt. Postzegel erop, adres ingevuld, naar het postkantoor gebracht. Enzovoort, enzovoort. Er is veel tewerkstelling aan opgeofferd, en veel van de klerken die zijn overgebleven zitten nu de godganse dag op een scherm te turen en gegevens in te tokkelen op hun klavier, maar er is toch ook ontzettend veel tijd vrijgekomen voor wérkelijke beleving in de wérkelijkheid. (Hoewel, veel reële verplaatsingen worden niet meer gemaakt en veel indrukken tijdens die verplaatsingen worden niet meer opgedaan; er is geen rechtstreeks contact meer met de bankbediende; de postbode komt niet meer langs om het pensioen in cash af te leveren en ondertussen een neut te drinken – zie maar naar het jeneverplasje naast het veel te volle tulpglaasje op de toile cirée.)

Nog een voordeel van de digitalisering: het verdwijnen van de sociale druk, of mode, om een encyclopedie in huis te halen waarvan de gebruiksfrequentie nooit in die mate de kostprijs per raadpleging kan drukken dat de aanschaf rendabel kan worden genoemd. (Hoewel – ook hier hoewel –, een kind dat, nieuwsgierig, een fysieke encyclopedie doorbladert en op elke bladzijde in een andere wereld terechtkomt, dat had toch ook iets.)

Waarmee we bij het boek zijn. Ik zat vorige week op de trein naast een man die op zijn iPad een digitaal boek zat te lezen. Een e-book, ik krijg het woord nauwelijks uit mijn strot geramd. Vreemd, zo merkte ik op, hoe de ontwerpers er alles aan hebben gedaan om het virtuele boek zo goed mogelijk op zijn papieren voorganger te laten gelijken. Lettertype, bladschikking, paginering… Zelfs het effect van bladzijden omslaan wordt nagebootst. En uiteraard ben ik niet blind voor de voordelen: je kunt makkelijk copypasten naar een op diezelfde iPad geopend tekstverwerkingsprogramma, of met een zoekfunctie passages of woorden of namen terugvinden. Je hebt ook altijd het internet bij om aanvullende informatie op te zoeken, enzovoort, enzovoort.

Maar ik zie het mij nog niet rap doen. Ik heb dat muffe en verkleurende nodig, de gekraakte rug, het papier dat verpulvert, de sporen van gebruik, de tien, twintig, dertig jaar oude notities in potlood, het reële boek kortom dat samen met mij veroudert en vergrijst. Dat, inderdaad, dat je ne sais quoi heeft dat ik niet kan omschrijven en dat niet opkan tegen de technologische mogelijkheden van zijn nieuwe gedaanten, maar dat mij nog altijd levendiger lijkt. Levensechter. De kras op de plaat, het plasje neut naast de tulp, de tintelende verwachting vlak voor het openen van het mapje met ontwikkelde foto’s.