ANDERSDENKEND
Het woord heft zichzelf op. Want denken kan toch eigenlijk nooit iets anders zijn dan ánders denken? Het denken overweegt de werkelijkheid en kijkt uit naar verandering of alternatieven. Wie bij hetzelfde zweert, hoeft niet te denken. Hij gaat beter gedachteloos door het leven. Waar alle mensen op dezelfde manier denken, of dus beter: dénken te denken, wordt in werkelijkheid niet gedacht.
Zodra iemand echt begint te denken, is hij een andersdenkende. Hij verdient ons respect, ook al wijken zijn gedachten onvermijdelijk af van wat algemeen wordt voorgeschreven. Of juist daarom. De gedachten zijn vrij. Eigenlijk is het zelfs niet mogelijk ook maar te overwegen dit van een ander niet te aanvaarden. Het feit dat je er zelf ideeën op nahoudt, impliceert al dat je je schikt in het feit dat er anderen zullen zijn wier ideeën van de jouwe verschillen. Het zijn de onnadenkenden en onbedachtzamen die ons respect niet verdienen: zij die er de voorkeur aan geven om in een constante kritiekloze roes of verdwazing te leven. Van hun kant moet niets verwacht worden om de samenleving en de omgang met de vaak onbevredigende en teleurstellende werkelijkheid beter te maken. Deze mensen zijn uit op de status-quo.
Deze onnadenkenden voelen zich – terecht – schuldig over hun gemakzucht. Zij beschikken evenwel over een machtig wapen om hun geweten te sussen. Zij doen dat door de denkers, de ánders-denkenden, het leven zuur te maken. Omdat zij elk denken als een bedreiging ervaren voor de vaste en geruststellende orde van hun roes en verdwazing spuwen zij op het denken van de denkers en noemen hen: ‘intellectueel’. Of, in hun ogen erger nog: ‘linkse intellectueel’.
Nu is de term ‘linkse intellectueel’ natuurlijk een pleonasme. Wie verstand heeft en het gebruikt om naar ruimere verbanden en verklaringen te zoeken, om te onderzoeken wat goed is en om met die kennis verbeteringen aan te brengen aan de in menig opzicht onbevredigende en teleurstellende werkelijkheid en aan het moeilijke samenleven met anderen, die, steeds vaker, liever niet denken en die, als ze wel denken, per definitie altijd ánders denken zodat er steeds naar een consensus moet worden gezocht, is per definitie alternatief en progressief.
Verbeteringen aanbrengen? Of dat mogelijk is, is niet bewezen. Al wie denkt, weet dat hij daarin moet geloven. Zonder dit basisgeloof kan hij er maar beter meteen de brui aan geven, aan alle gepeins. Misschien zijn de denkers die dit basisgeloof hebben de ‘weldenkende’ denkers.
De werkelijkheid geeft aanleiding tot heel wat denkwerk, weinigen zullen het ontkennen. Zij is van dien aard dat zij aan het denken zet; zij voldoet niet; zij móet veranderen. In het denken wordt naast het bestaande een alternatief voor het bestaande gesuggereerd. Denken is derhalve altijd ook: dromen. Het denken vormt de aanzet tot verandering, en tot het aanzetten tot iets anders. Wie denkt, denkt altijd ánders dan wat door de gewoonte en de gewoonheid, de consensus, de common sense en de meerderheid als het gangbare wordt voorgeschreven. Het denken is een uitzonderingstoestand.
Dit gezegd zijnde, hoe hard ik het ook probeer: ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat ik het vaak ben, die ánders denkt. Dan wie, dan wat? Dan de mainstream, de middelmaat, de onnadenkende common sense. Ik geef toe, vroeger was het nog veel erger en had ik nog veel vaker de indruk, altijd eigenlijk, dat ik al helemaal in een of andere marge zat. Het is al veel afgebot. Dat zullen wel de jaren zijn. Toch kan ik alleen maar vaststellen – en ik ben daar zeker niet trots op of zoiets, maar ook niet beschaamd over – dat ik de zaken nog altijd een tikkeltje anders lijk te bekijken. Niet dat het resultaat anders is, ik ben voor mijn leeftijd gemiddeld conservatief zeg maar, maar de invalshoek verschilt vaak. Maar daar begint nu net alle denken: met het besef dat er vele perspectieven zijn, dat alle denken ánders denken is.