Nachtwezens
Sander Terbruggen (1972) werkt graag met kleine cycli. In zijn debuut Fantoom staan drie losse gedichten, maar ook zeven clusters van twee, drie of vier gedichten. Het zijn intimistische, nogal hermetische verzen die over spiegelingen gaan en over ziekte, over een dansend paard en over zwemmen… – verzen die vooral een sfeer lijken te willen oproepen.
Ik kies om Sander Terbruggen aan u voor te stellen de meest toegankelijke cyclus ‘Open einde’, en in die cyclus het meest toegankelijke gedicht, het tweede (van drie). Net als bij het eerste en derde heeft ook dit gedicht een quote van Albert Einstein als motto: ‘Iedereen heeft zijn eigen persoonlijke tijd’.
Laten we samen stilstaan
laat alles aan ons voorbij gaan
zodat de tijd niet hoeft te kiezen
met wie hij meerent
de verstreken dagen delen we
als uitgebloeide bloemen
die we grijs in onze haren –
en hoewel niemand hier
het zandglas breekt
drijft zand
ons ook niet uit elkaar
het schraapt alleen
in constante stromen
langs ons heen.
Waardoor wij eroderen, denk ik dan. Ouder worden dus. Zoals ook onze haren grijzer worden. Maar als je samen oud wordt, deel je de tijd.
Zo ongeveer zou ik dit lezen.
Voor wie de draagwijdte van deze debuutbundelteksten niet meteen weet te overzien, staan tegenwoordig heel wat hulpmiddelen ter beschikking. YouTube is er een van. Daar kun je zien wat Sander Terbruggen nog al met zijn teksten doet, behalve ze door een uitgever in zo’n bundeltje van 32 bladzijden voor 6 euro aan de man laten brengen. Samen met de band Nachtwezens (basgitaar, gitaar, drums en keyboards) zet hij zijn verzen kracht bij. De muziek zet zacht en repetitief in, Terbruggen valt in en declameert bezwerend uit het hoofd zijn gedichten. De drummer drijft het ritme op – en ook de volumeknop wordt aardig opengedraaid. Door de gebrekkige geluidskwaliteit van de opnames tijdens kleinschalige poëzie-optredens moet je er wel even de bundel bij nemen. En dan eindigt de uitvoering abrupt. Ik denk dat Sander Terbruggen graag luistert naar Spinvis – maar er misschien iets te hard op rekent dat zijn ongezongen teksten goed zullen gedijen tegen zo’n geluidsmuur. Op zijn eigen website is onder de rubriek ‘nachtwezens’ een studio-opname te vinden waarop de dichter wél verstaanbaar blijft. Verder op het internet vond ik op de site van de VPRO onder het programma ‘De Avonden’ een interview met Sander Terbruggen. De debutant spreekt er openhartig over hoe moeilijk het is om een gedicht, waarvan je dacht dat het helemaal klaar was, op advies van de redacteur van de uitgeverij ‘opnieuw te moeten openbreken’.
Ik wil wel geloven dat Sander Terbruggen heel intens poëzie wil maken en laten klinken, maar voor mij blijven zijn teksten vooral vertolkingen van gevoelens uit een soort schemerzone waartoe ik mij niet aangetrokken voel. Daartoe ervaar ik te weinig taalrijkdom.
Sander Terbruggen
Fantoom
Holland, Haarlem, 2009
32 p. / € 5,95
Deze recensie verscheen in Poëziekrant 2010/6