donderdag 28 mei 2020

LVO 194



Elke kamer heeft zijn oerscène. Beelden die zich met ongehoorde kracht in het geheugen griffen, om daar, ondanks het grote vergeten dat zich over honderdduizend andere feiten en gedachten en impressies uitstrekt als een sprei over een doodsbed, als een wade over een lijk, als de kluiten die eerst met een oneerbiedig harde bons maar daarna steeds zachter, steeds zachter, op de in de groeve neergelaten kist neerkomen, nooit of te nooit nog te verdwijnen. Hoe dat komt, waarom precies en ja zelfs bij voorkeur dit de beelden betreft die met seks en schaamte, met onverwacht onthulde verborgenheid, met zondigheid en verboden genoegens te maken hebben: het is raadselachtig. Reizen die gemaakt zijn, speciaal om herinneringen op te slaan; familiefeesten die worden georganiseerd om te herdenken en het verleden levendig te houden; boeken die met volle overgave worden gelezen, concerten die worden bijgewoond, tentoonstellingen die worden bezocht – al die moeite die wij ons getroosten om het geheugen te oefenen, te vormen, levendig en wakker te houden: het is allemaal vergeefs. Niets wordt bewaard, het leven lijkt op den duur een aaneenschakeling van vruchteloze pogingen om toch iets als leeftocht mee te smokkelen naar de ijlte die ons wacht. Maar een banaal incident in de kindertijd, gemarkeerd door een piemel of een tiet of een toef schaamhaar: dat is als met diamant op het hardste staal op onze zielenspiegel gekrast – en er is geen fantasie nodig om de vervagende herinnering tot scherpe trekken om te vormen, of om de hiaten op te vullen tot een steekhoudend verhaal.

In de weekends, wanneer hij meer tijd had, schoor mijn vader zich met zeep, op weekdagen gebruikte hij een elektrisch driekoppig scheerapparaat. Hij had net zijn kin ingezeept, het was dus in een weekend. Hij stond voor de wastafel in de badkamer, met zijn rug naar de deur gekeerd die ik, zonder te kloppen want ik had niet verwacht dat ik daar iemand zou aantreffen, had geopend. Ik zag mijn vader. Hij droeg een mouwloos onderhemd, een marcelleke. Hij zei niets, misschien kon hij niet omdat hij met dat scherpe mes net een brede streep aan het trekken was door dat witte schuim. Ik zag hoe hij mij in de spiegel zag. Toen zag ik, in de spiegel, dat ding onder dat witte hemd piepen, iets roods, iets wat scherp contrasteerde met het wit van het onderhemd en het schuim, alsof mijn vader zich bovenaan sneed en onderaan bloedde. Ik herkende het ding niet, tot het tot mij doordrong – eindelijk – dat mijn vader behalve dat hemd niets aanhad. Hij stond zich daar in zijn blote kont te scheren en dat ding… ja, zo zou dus ook mijn ding er ooit uitzien. Ik raakte in paniek en sloeg de deur dicht. Er werd op dit incident niet teruggekomen. Het was de eerste en laatste keer dat ik, in dit preutse huishouden, het geslachtsorgaan, de penis dus, van mijn vader mocht aanschouwen. Het was een onderdeel, een stuk lichaam, waarvan ik wel wist dat het in dit huis rondwaarde, maar dat weten was een puur theoretisch weten. Het was een naamloos, volkomen abstract iets. Het speelde geen rol.

Zoals ook de onderdelen van mijn broer en mijzelf geen rol speelden. Er werd nooit iets over gezegd, die hele sfeer was met pudeur versluierd, hoogstens werd er lacherig over ons lowieke gesproken. Zelfs de navel werd schroomvallig het versierselke genoemd. Hoe onnozel, hoe ontwijkend, hoe ontkennend: die woorden. Alsof wij geen lichamen hadden, alsof wij lichaamloos waren: zo gingen wij met lichamen om. En de vrouwelijke kunne, die bleef al helemaal buiten schot. Zowel mijn moeder als mijn zus waren in mijn perceptie – niet in mijn verbeelding of dromen, want daar namen zij als met seksualiteit beladen personages helemaal geen plaats in – volslagen aseksuele wezens: zij waren moeder en zus, geen vrouw. Alles wat met hun lichamen te maken had, en de veranderingen – lineair zowel als periodiek – waaraan die lichamen onderhevig waren, werd met de grootste discretie behandeld. Wat de met regelmatige tussenpozen in mijn moeders zakagendaatje voorkomende hoofdletter 'M' betekende, wist ik niet. Alle sporen van deze maandelijkse zuivering werden overigens angstvallig buiten beeld gehouden – en zo werd ook dat gegeven beladen met een schaamte en inhibitie die ik veel later te overwinnen had.

(wordt vervolgd) 
lees vanaf hier deel 1
lees hier vanaf het begin van deel 2