wolkenfragmenten uit Johan Anthierens, Jacques
Brel. De passie en de pijn
2314
(…) Où des diables
en pierre décrochent les nuages (…) (Anthierens citeert Brel, 62 en 209)
2315
‘Amsterdam’ is de meest viriele van
de 192 titels in zijn Oeuvre intégrale,
een lied op orkaankracht, brutaal als een wolkbreuk, muzikaal en verbaal
zo opzwepend dat het de luisteraar groggy achterlaat. (87)
2316
Plakbandverslag van een week op Hiva
Oa, waar Brel een huis in de wolken wou bouwen. (213)
2317
Ik zit weer bij het venster en voor
zover mijn oog reikt, zie ik bolle wolkjes op een rij, knotten wol
hangen met een onzichtbare draad aan een strakblauw laken. (225)
2318
Vanmorgen zit ik op het terras van
mijn bungalow, met uitzicht op de baai van Tahauku onder mij, en kijk op naar
de 1260 meter hoge berg Témétiu aan de top waarvan bijna constant wolken
kleven. Het is warm, de lucht is blauw, maar over een kwartier is het blauw
overschilderd door wolken die iets vervelends van plan zijn, maar dat
donkere voornemen een kwartier later opgeven en het zaakje blauwblauw laten.
Het klimaat is niet klam zoals op Tahiti, maar ook niet open. De zon schijnt
ovenhard van achter een broeierige rand.
Als man van het vlakke land observeer
ik koel hoe Témétiu’s wolkenmuts staat. (229)
2319
Vanuit mijn kamer zie ik wolken
de berg Témétiu inpakken. (237)
2320
In zijn inleiding tot Kaas confronteert de Vlaamse schrijver
een toeschouwer (de lezer, in een leeg huis) met een azuurblauwe hemel (zijn
nieuwe roman) waar bij nader inzien een vlekje aan is. Een wolk die in
dat blauw niets verloren heeft, en de toeschouwer onrustig maakt. Drie
bladzijden lang manipuleert Elsschot die hemel en zet de lezer van het ene
foute op het andere verkeerde been. Uit de inleiding, over de genadeslag: ‘Als
de toeschouwer het blauw voor de tiende maal heeft gezien, en denkt “ja, nu
weet ik het, ’t is te doen om een voortdurende afwisseling van blauw en wolkengevaarten,”
dán komt de slag. Hij dreunt dwars door zijn lichaam en stippelt zijn huid. Hij
sluit je boek en gaat heen, zijn hoed vergetend.’
Hier op het eiland is het te doen
om een voortdurende afwisseling van blauw en wolkengevaarten. (Anthierens citeert Willem Elsschot, 257)