Schoonheid
is ambigu; het valt niet vast te stellen, en het doet er ook niet toe, of ze
het voortbrengsel is van Hemel of van Hel; de gouffre of afgrond (een van Baudelaires kernbegrippen: het woord
komt in Les fleurs du mal vierentwintig
maal voor; het verwante abîme tien
keer) kan verwijzen naar de hel.
Peter
Verstegen, notities bij zijn vertaling van Charles Baudelaire, De bloemen van het kwaad, 463
ǁ
Het
sublieme is een heftige aandoening. ‘Deze bewogenheid kan (voornamelijk bij het
begin) met een schok (Erschütterung)
vergeleken worden, dat wil zeggen een snel wisselend afstoten en aantrekken
door hetzelfde object. Het overweldigende voor de verbeeldingskracht (waartoe
zij in de voorstelling van die gewaarwording gedreven wordt) is een afgrond,
waarin zij vreest zich te verliezen…’
Lieven De
Cauter, Archeologie van de kick, 151
(De Cauter citeert Immanuel Kant)