vrijdag 19 mei 2017

parallel 75


Schoonheid is ambigu; het valt niet vast te stellen, en het doet er ook niet toe, of ze het voortbrengsel is van Hemel of van Hel; de gouffre of afgrond (een van Baudelaires kernbegrippen: het woord komt in Les fleurs du mal vierentwintig maal voor; het verwante abîme tien keer) kan verwijzen naar de hel.

Peter Verstegen, notities bij zijn vertaling van Charles Baudelaire, De bloemen van het kwaad, 463



ǁ



Het sublieme is een heftige aandoening. ‘Deze bewogenheid kan (voornamelijk bij het begin) met een schok (Erschütterung) vergeleken worden, dat wil zeggen een snel wisselend afstoten en aantrekken door hetzelfde object. Het overweldigende voor de verbeeldingskracht (waartoe zij in de voorstelling van die gewaarwording gedreven wordt) is een afgrond, waarin zij vreest zich te verliezen…’


Lieven De Cauter, Archeologie van de kick, 151 (De Cauter citeert Immanuel Kant)