woensdag 17 mei 2017

wolken 2321-2337



wolkenfragmenten uit Karl Ove Knausgård, Liefde

2321
Een tijdje kon het worden beheerst door enorme wolkenverzamelingen die net bergen leken, met kloven en ravijnen, dalen en spelonken, geheimzinnig midden in de blauwe lucht zwevend, het volgende moment kon er van verre een regenfront komen aandrijven, zichtbaar als een enorm grijs-zwart dekbed aan de horizon, en als dat in de zomer gebeurde, konden een paar uur later met slechts enkele seconden tussenpozen de meest spectaculaire bliksemflitsen het donker openscheuren terwijl de donder van de daken gerold kwam. (69)

2322
Of neem nu zo’n gewone zomerdag als de lucht licht en blauw was, de zon scheen en de weinige wolken die langsdreven, licht en bijna contourloos waren, dan glinsterde en schitterde de huizenmassa die zich voor me uitstrekte. (69-70)

2323
Wolken! (183)

2324
Ik had nooit geweten dat ik dat deed, maar toen hij het zei, wist ik het, voor mij ging het om de bomen en de bladeren, het gras en de wolken en de zon die scheen, verder niets, ik zag alles in dat licht, ook Lemhagens interpretatie. (197)

2325
Toen ik in het gras naar de wolken lag te kijken, kwam ze naar me toe, gaf me haar boek: Biskops-Arnö, 99.07.01, Voor Karl Ove, Linda stond er op het titelblad. (200)

2326
Ik ging languit liggen en staarde omhoog naar de witte wolken die daar ver weg in de blauwe diepte van de hemel o zo traag langsdreven. (201)

2327
Het wolkendek, dat er de hele dag al hing, trok dicht. (229)

2328
‘Kijk’, zei ze. ‘Zie je die wolk?’
Ik ging naast haar liggen. De hemel was volkomen blauw, er waren geen wolken behalve die ene, die langzaam aangedreven kwam. Hij had de vorm van een hart. (234)

2329
Grijs, maar met een ander licht erin dan in de grijze winterhemel, want het was al maart en het maartse licht was zo helder en zo sterk dat het zelfs op zo’n sombere dag als deze door het wolkendek heen drong en als het ware alle donkere hindernissen forceerde. (370)

2330
Want we bestonden uit vlees en bloed, pezen en beenderen, rondom ons groeiden planten en bomen, zoemden insecten, vlogen vogels rond, dreven wolken langs, viel regen neer. (377)

2331
Er stond nog steeds een stevige wind en de lucht was zwaar bewolkt en grijs. (384)

2332
Het wolkendek hing dicht en laag aan de hemel. (385)

2333
De wolken die boven de zeespiegel hingen. (422)

2334
In het oosten waren de wolken vaag verguld, als het ware van binnen verlicht door de zon, die erachter hing. (425)

2335
Er was geen muziek, maar het was er desondanks lawaaierig, het geroezemoes van stemmen en gelach en het gekletter van bestek en glazen hing als een wolkendek boven de tafels, onmerkbaar als je een tijdje binnen was, maar opvallend en soms zelf opdringerig als je de deur opendeed en van buiten binnenstapte: dan klonk het als gebulder. (471)

2336
Terwijl het gedempte winterlicht dat door de wolken drong, alle kleuren en alle vlakken als het ware naar elkaar toe had getrokken en grijzig en zwak als het was, de verschillen ertussen had geminimaliseerd, kregen ze in dit heldere, directe zonlicht juist meer contour. (513)

2337
De volgende dag vertrok ik naar onze volkstuin, daar schreef ik verder, een paar hoogmodernistische passages over gezichten en over de patronen die in alle grote systemen te vinden zijn, in hopen zand, wolken, de economie, het verkeer, terwijl ik tussendoor de tuin in ging om te roken en naar de vogels te kijken (…) (593)