wolkenfragmenten uit Karl Ove Knausgård, Liefde
2321
Een tijdje kon het worden beheerst door enorme
wolkenverzamelingen die net bergen leken, met kloven en ravijnen, dalen en
spelonken, geheimzinnig midden in de blauwe lucht zwevend, het volgende moment
kon er van verre een regenfront komen aandrijven, zichtbaar als een enorm
grijs-zwart dekbed aan de horizon, en als dat in de zomer gebeurde, konden een
paar uur later met slechts enkele seconden tussenpozen de meest spectaculaire
bliksemflitsen het donker openscheuren terwijl de donder van de daken gerold
kwam. (69)
2322
Of neem nu zo’n gewone zomerdag als
de lucht licht en blauw was, de zon scheen en de weinige wolken die langsdreven,
licht en bijna contourloos waren, dan glinsterde en schitterde de huizenmassa
die zich voor me uitstrekte.
(69-70)
2323
Wolken! (183)
2324
Ik had nooit geweten dat ik dat
deed, maar toen hij het zei, wist ik het, voor mij ging het om de bomen en de
bladeren, het gras en de wolken en de zon die scheen, verder niets, ik
zag alles in dat licht, ook Lemhagens interpretatie. (197)
2325
Toen ik in het gras naar de wolken
lag te kijken, kwam ze naar me toe, gaf me haar boek: Biskops-Arnö, 99.07.01, Voor Karl Ove, Linda stond er op het
titelblad. (200)
2326
Ik ging languit liggen en staarde
omhoog naar de witte wolken die daar ver weg in de blauwe diepte van de
hemel o zo traag langsdreven.
(201)
2327
Het wolkendek, dat er de
hele dag al hing, trok dicht.
(229)
2328
‘Kijk’, zei ze. ‘Zie je die wolk?’
Ik ging naast haar liggen. De hemel
was volkomen blauw, er waren geen wolken behalve die ene, die langzaam
aangedreven kwam. Hij had de vorm van een hart. (234)
2329
Grijs, maar met een ander licht
erin dan in de grijze winterhemel, want het was al maart en het maartse licht
was zo helder en zo sterk dat het zelfs op zo’n sombere dag als deze door het wolkendek
heen drong en als het ware alle donkere hindernissen forceerde. (370)
2330
Want we bestonden uit vlees en
bloed, pezen en beenderen, rondom ons groeiden planten en bomen, zoemden
insecten, vlogen vogels rond, dreven wolken langs, viel regen neer. (377)
2331
Er stond nog steeds een stevige
wind en de lucht was zwaar bewolkt en grijs. (384)
2332
Het wolkendek hing dicht en
laag aan de hemel. (385)
2333
De wolken die boven de
zeespiegel hingen. (422)
2334
In het oosten waren de wolken
vaag verguld, als het ware van binnen verlicht door de zon, die erachter hing. (425)
2335
Er was geen muziek, maar het was er
desondanks lawaaierig, het geroezemoes van stemmen en gelach en het gekletter
van bestek en glazen hing als een wolkendek boven de tafels, onmerkbaar
als je een tijdje binnen was, maar opvallend en soms zelf opdringerig als je de
deur opendeed en van buiten binnenstapte: dan klonk het als gebulder. (471)
2336
Terwijl het gedempte winterlicht
dat door de wolken drong, alle kleuren en alle vlakken als het ware naar
elkaar toe had getrokken en grijzig en zwak als het was, de verschillen
ertussen had geminimaliseerd, kregen ze in dit heldere, directe zonlicht juist
meer contour. (513)
2337
De volgende dag vertrok ik naar
onze volkstuin, daar schreef ik verder, een paar hoogmodernistische passages
over gezichten en over de patronen die in alle grote systemen te vinden zijn,
in hopen zand, wolken, de economie, het verkeer, terwijl ik tussendoor
de tuin in ging om te roken en naar de vogels te kijken (…) (593)