maandag 29 mei 2017

geen verloren tijd 115


II:28-36

Marcel ontdekt dat het hôtel van de Guermantes niet het kasteel is dat hij deze in zijn ogen roemrijke familie had toegedicht, en dat Mme de Guermantes veel gewoner is dan de vrouw die hij in Combray voor ogen had, zwaar met zijn verbeelding opgehoogd: hoogstaand, aristocratisch, ongenaakbaar. Hier in haar Parijse huis is ze een vrouw als vele anderen, een die de mode volgt en lovend over actrices spreekt: je l’avais vue dans la rue regarder avec admiration une actrice bien habillée (29:23-24). Ze lijkt te leven dans l’oubli mythologique de sa grandeur native (29:32-33). Die onverwachte gewoonheid belet evenwel niet dat het geslacht toch een reputatie heeft, dat blijkt uit de woorden van een vriend van zijn vader, die het, met betrekking tot de Guermantes, heeft over la première maison du faubourg Saint-Germain (28:28-29). Marcel beseft dat hij pas zal kunnen verifiëren of de naam Guermantes werkelijk de grandeur in zich houdt die hij er in zijn kindertijd aan heeft toegedicht, indien hij erin zal slagen om door Mme de Guermantes ontvangen te worden. Maar dat doel blijft vooralsnog een onmogelijke droom: la présence du corps de Jésus-Christ dans l’hostie ne me semblait pas un mystère plus obscur que ce premier salon du Faubourg (30:21-23).

M. de Guermantes, de hertog, lijkt nogal krampachtig, tegen de democratiserende tijdgeest in, een zekere stand te willen hooghouden. Hij laat zijn paarden rondjes draven op de binnenplaats. Wanneer het paard de pui van Jupien beschadigt, en Jupien schadevergoeding eist, wijst de hertog deze eis af met de vermelding van tout le bien que Madame la Duchesse fait dans la maison et dans la paroisse (32:6-7). De hertog is dan ook geschandaliseerd wanneer hij Jupien baron de Norpois hoort aanspreken met « M. Norpois » – bientôt ce particulier [‘dit heerschap’] vous appellera citoyen Norpois! s’écria, en se tournant vers le baron, M. de Guermantes (33:9-11), die zich overigens ook te beklagen heeft over het feit dat Jupien hem met ‘monsieur’ aanspreekt en niet met ‘monsieur le Duc’.

Ook in deze passage is de frictie tussen de standen dus een hoofdthema. Dat blijkt ook uit het relaas over de keren dat M. de Guermantes Marcels vader aanspreekt in verband met un renseignement que se rattachait à la profession de mon père (33:14-16). Wat vader dan precies doet, wordt niet toegelicht – en eigenlijk doet het er niet toe: het gaat erom dat de hertog uit opportunisme geen graten ziet om een paar trapjes op de ladder af te dalen. Waar hij dan wel iets aan de kraag van vader schikt, avec la serviabilité héritée des anciens valets de chambre du Roi (33:22-23). Prousts interpretatie van het gebaar, dat een omkering van de verhoudingen inhoudt, is hier uiteraard ironisch en vol venijn. Marcel herinnert zich ook eens te zijn opgemerkt door Mme de Guermantes: zou zij zijn naam kennen, de naam van het kind van huurders? ’t Zou statusverhogender zijn indien zij hem zou ontmoeten bij Mme de Villeparisis, die hem onlangs via grootmoeder heeft laten verstaan, sachant que j’avais eu l’intention de faire de la littérature (33:37-38), dat hij haar maar eens moest opzoeken in haar literaire salon – maar daar vindt Marcels vader hem nog te jong en bovendien te ziekelijk voor.

Marcel vangt gesprekken op tussen een knecht van Mme de Guermantes en Françoise, en verneemt op die manier meer over de tijdsbesteding van de hertogin in salons, in de opera en op buitenverblijven, waar de feeërieke namen van de residenten Marcel doen dromen: Les noms de Parme, de Guermantes-Bavière, de Guise (35:26-27). Françoise hecht belang aan het gerucht dat er een huwelijk zou komen tussen de markies de Saint-Loup en Mlle d’Ambresac. Haar houding ten opzichte van de aristocratie wordt – in het algemeen – gekenmerkt door een dubbelheid: le culte de la noblesse, mêlé et s’accomodant d’un certain esprit de révolte contre elle (35:6-7).


De vorige afleveringen van deze Proust-lectuur zijn hier te lezen: Rechercheur.