Hij zit naast de oude vrouw die zijn moeder opeens geworden
is; aan de andere kant van de tafel een kale man met onberispelijke das en een
duur polshorloge. Waar hij, jawel, enkele malen op kijkt. Een man van cijfers.
Er wordt over sterven gesproken. Gebeurt dat in de eerste drie jaar, dan is het
zoveel procent. Wacht zijn moeder nog wat langer, dan wordt het zoveel. Zij
ziet er breekbaar uit. Achter haar sluit iemand het rolluik dat de achterkanten
van de robuuste geldautomaten in de publiek toegankelijke ruimte naast dit
kantoortje aan het zicht moet onttrekken. Twee mannen met kogelvesten en
plofkoffers komen binnen. Driemaal herhaalt de moeder dezelfde vraag. Driemaal
probeert de kale man met onberispelijke das en polshorloge haar gerust te
stellen. Wat moet er nu concreet gebeuren? ‘De bank bewaart en beheert.’ Het
klinkt als een bezwering. ‘De mens wikt, God beschikt’, denkt de zoon. Hij
probeert begrip op te brengen voor de kale man, die al bij al toch heel omzichtig
omspringt met deze heikele situatie. Successierechten of schenking, al dan niet
onderhands. Hij kijkt nog eens naar zijn moeder. Zij kijkt naar hem: beslis jij
maar. Hoe lang nog? Hoeveel procent?