bakkertje
Een paar dagen geleden belandde ik ’s avonds laat tijdens
het na-zappen (met na-zappen bedoel ik de altijd veel te lang uitlopende
sessies van zappen waaraan ik mij in het begin van de nacht, wanneer alle
huisgenoten al lang en breed aan het pitten zijn, af en toe in een al zeer op
de slaap gelijkende toestand van uitgeblustheid en verdoving overgeef) – een
paar dagen geleden dus belandde ik in een aflevering van het onvolprezen ‘Man
bijt hond’. En daar zag ik het volgende:
Hoe een oud mannetje, dat ik vaag meende te herkennen, een
aan een Brugse winkelstraat gelegen schoenwinkel binnenstapte om er een
‘verkeerd’ paar pantoffels in te wisselen. ‘Haar voeten zijn nog breder dan ik
had gedacht.’ (Brugse dialect, natuurlijk – de programmamakers hadden nagenoeg
het volledige item van onderschriften voorzien.) Wie is toch die man? dacht ik.
Waar heb ik hem nog gezien? Hij was tóen in elk geval nog niet zo
ineengeschrompeld als nú, stelde ik vast – waaruit ik meteen ook afleidde dat
het een hele tijd geleden was dat hij voor de laatste keer in mijn leven was
opgedoken.
De cameraploeg (en ik dus ook) volgde de man – volgens de
regels van het spelletje dat de programmamakers hadden bedacht: iemand een
tijdje volgen, een momentopname maken, om dan, als in een estafette, op iemand
anders te botsen die het pad van de eerste kruist, om die dan weer een eindje
te vergezellen… (Geografie en toeval spelen een belangrijke rol in dit
concept.)
Wij volgden dus de man en kwamen terecht in een woning. Een
kraaknette woning. Met een kraaknette veranda waarin álles, en een kraaknette
woonkamer waarin overduidelijk níets gebeurde. Ik dacht, het is niet waar! Daar
had je de twee zwakzinnige dochters, die overigens grotendeels búiten beeld
werden gehouden. Dat vond ik kies. En daar zat de dikvoetige matrone, ze was
geen haar veranderd! Straks kom ik zelf nog in beeld, dacht mijn uitgebluste en
verdoofde ik. De matrone paste de pantoffels – en ze pasten! Mocht wel, ’t was
al een stevige mannenmaat. Tsien goêie,
zei ze nog.
Op dat ogenblik kwam de bakker binnen. Daar heb je het al,
dacht mijn verdoofde en uitgebluste, maar nu toch ook wel enigszins alerte ik.
Het ‘bakkertje’! ‘Leg de broden maar op tafel’, zei de matrone. Dát was
geacteerd. De aanwezigheid van de cameraploeg deed haar dingen zeggen die ze
anders níet zei. Ik, pardon, het bakkertje legde de twee broden, zoals altijd,
op de tafel. Daar lag ook, in een blikken doosje, nog altijd hetzelfde blikken
doosje, het geld: tot op de halve frank, pardon, cent gepast.
Ik wist dat nog, van vroeger. Ik ben namelijk ook het
‘bakkertje’ van deze mensen geweest. Een vakantiejob.
De estafetteregels schreven nu voor dat wij het bakkertje
volgden. Het huidige bakkertje. Hij stapte in zijn bestelwagen, de cameraman
mocht achterin zitten, tussen de broden. Ik herinnerde mij de tientallen keren
dat ik zelf mijn bakkerswagen had volgeladen. De matrone, het ventje dat de
boodschappen deed, haar man dus, en de twee dochters die altijd slaafs het hele
huis, binnen én buiten, aan het schrobben waren, namen altijd twee witte
broden. Gesneden. Om de twee dagen twee broden. Waarom ze niet dagelijks één
vers brood namen, is mij altijd een raadsel gebleven. Niet dat ik er mij
twintig jaar later nog het hoofd over breek, maar een raadsel is het gebleven.
Het bakkertje zei niet veel. Om precies te zijn: hij zei
geen woord. Hij reed door een straat waar ik zelf, nu nog, vaak kom. Er stond
een auto met een paardenremorque langs de kant. De volgende sequentie bestond
uit een gesprekje met een paardenliefhebber. Exit bakkertje…
Ik heb me vaak afgevraagd wanneer ik daar voorbijreed, hoe
het zou zijn met dat mannetje en die twee dochters. Dat die matrone nooit zou
veranderen (behalve dat haar voeten opzwollen), wist ik zo wel. Zij had daar,
in haar machtspositie, geen reden toe. Maar dat het voor die drie andere nog
altijd hetzelfde is – de dagelijkse sleur van boodschappen doen, schrobben, poetsen,
koken, wassen en bevelen ondergaan, en de tweedagelijkse sleur van de broden –,
weet ik nu pas, na mijn na-zapsessie van een paar dagen terug, met zekerheid.
Ze zijn er nooit in geslaagd zich aan haar bewind te onttrekken…