zaterdag 6 mei 2017

de lente van 2017 – 5


Ik probeer het met de recul van een dag nog eens te begrijpen – want, inderdaad, ik begrijp het niet. Niet dat ik dom ben of zo, maar het soort verstand dat je nodig hebt om dat soort dingen te begrijpen, heb ik blijkbaar niet.

Een staatssecretaris maakt deel uit van de regering. De regering is de uitvoerende macht. Wat de regering doet, mag, neen, moet gezien worden. Iedereen moet dat zien want wat de regering uitvoert, is voor iedereen. Niets in de handen, niets in de mouwen.

Een staatssecretaris gaat de boer op. Hij geeft lezingen, vaak voor een publiek van jonge mensen. Jonge mensen zijn beïnvloedbare mensen. Ze zijn soms kritisch, maar ze zijn toch ook vaak beïnvloedbaar. De staatssecretaris lijkt meer oog te hebben voor dat beïnvloedbare dan voor dat kritische. Hij intimideert, of laat intimideren, door er zich bij het begin van zijn lezing van te vergewissen dat er geen journalisten in de zaal zitten.

Journalisten horen kritisch te zijn. Allez, zo zou het toch moeten zijn: dat zij een onderscheid maken tussen wat hun wordt opgedragen/opgedrongen en datgene wat zij horen te zien.

Een staatssecretaris gaat de boer op en zorgt ervoor dat er geen kritische stemmen in de zaal zitten. Maar dat kan hij natuurlijk niet honderdprocentwaterdicht garanderen. Er is altijd wel een onverlaat die voor pain in the ass wil spelen. Een onverlaat die zelfs meer dan één keer naar de lezing van de staatssecretaris gaat en dan telkens diezelfde vervelende vragen stelt. De staatssecretaris weigert te antwoorden en de onverlaat verlaat de zaal. Hij vindt de weigering van de staatssecretaris om zijn vraag te beantwoorden ondemocratisch en ik denk dat hij gelijk heeft.

De journalisten die wel nog waren blijven zitten, schrijven niets over de lezing van de staatssecretaris. Dat is eigenaardig want waarom zitten ze daar dan, ze hebben misschien toch wel wat anders te doen op hun vrije avond? Het heeft er toch een klein beetje de schijn van dat zij niet durven te schrijven wat ze de staatssecretaris daar allemaal horen zeggen?

En het is zelfs nog erger dan dat. Wanneer bepaalde journalisten aanklagen dat ze het niet normaal vinden dat ze niet gewenst zijn op de lezing van de staatssecretaris, dan zeggen en schrijven hun collega’s dat ze overdrijven, dat er helemaal niets mis is met het feit dat de staatssecretaris, ondanks het feit dat hij staatssecretaris is, liever geen journalisten onder zijn gehoor heeft.

Dat is toch allemaal heel vreemd, vind ik. Het lijkt onbelangrijk, en je bent dan ook geneigd er zomaar aan voorbij te gaan, het te laten passeren – maar het is in feite uitermate belangrijk. Het gaat om een pijler van onze democratie: als je hier geen aandacht aan besteedt, dan ben je medeplichtig aan het verglijden en moet je achteraf, wanneer het totalitarisme een feit is en al wie een afwijkend geluid zou kunnen laten horen de mond gesnoerd wordt, niet komen zeggen dat je het niet geweten hebt.