Het was min of meer toevallig dat we hem een bezoek brachten, we waren nu eenmaal niet zo heel ver uit zijn buurt in een gîte gecaseerd. En aangezien het te druilerig was om te fietsen, namen we de auto en kijk, op geen tijd stonden we veertig kilometer meer naar het zuiden in Seloignes.
In Seloignes
woonde, zo dacht ik toch, Franz. Franz Cornet, familie dus. Maar verre familie:
Franz is de zoon van de broer van mijn grootvader. Mijn vaders neef. Ik ben
voor hem dan een achterneefje, of zoiets. Ik heb Franz tot nu toe maar een keer
of drie gezien. Onze familie is niet zo hecht. Ik wist van hem eigenlijk alleen
maar dat hij het een en ander van onze voorouders weet, dat hij in 2001 een
familiebijeenkomst organiseerde (waarop ik aanwezig was), en dat hij in
Seloignes woont. Wij dus daarheen, zonder telefoonnummer, zonder adres, zonder
afspraak. Ik moet eerlijk zijn: eigenlijk was het vooral S. die mij overtuigde.
Zo is ze wel. ‘Waarom zou je het niet doen, je bent hier nu.’
Hoe pak je dat
aan? Je gaat eerst op het kerkhof rondneuzen. Op zoek naar de familienamen die
er voor jou toe doen: die van de twee grootouders die ooit hier hebben gewoond,
vooraleer ze ergens voor de oorlog nog naar Limburg uitweken omdat er daar wél
werk was. En kijk, je vindt al vlug een Salmon, de reliëfletters in arduin
uitgekapt, jaartallen met een 18 en een 19. Dat zal misschien familie van je
grootmoeder zijn. Je stapt nog wat verder, tussen het grijs van de zerken en
het felle geel, wijnrood en wit van de pas aangevoerde en nog niet verwelkte chrysanten.
Tot S. je roept van onder haar oranje paraplu – want het regent natuurlijk,
dat móet bij een kerkhofbezoek. Ze heeft het keurig opgepoetste en overvloedig bebloemde
graf gevonden waar Franz Cornet zal begraven worden. Het is een dubbel graf: zijn
vrouw ligt er al dertien jaar. Achter de naam van mijn verre oom zijn de
laatste twee cijfers achter de 20 nog niet ingevuld.
We besluiten
in het enige café dat het dorp nog rijk is eens te kijken of ze daar weten waar
Franz woont. Le Zénith. Het
etablissement heeft betere tijden gekend. Enkele niet zo fris uitziende
dorpelingen zitten er redelijk uitgezakt aan de toog. Ik bestel een pintje en
mag kiezen: uit een glas of gewoon uit het flesje.
De man aan wie
ik mijn vraag stel, bestelt net een nieuwe Chimay. Neen, hij kent Franz Cornet
niet. Maar de zwaar in de nek getatoeëerde jongeman links van ons, onder het
televisietoestel waarop gelukkige gezinnen in een zomerse tuin een of andere
caloriearme boter aanprijzen (het kan ook een kleurbestendig wasproduct zijn
geweest), weet wél meer. Franz, lapnaam Cornet
de boeuf, was directeur van zijn lagere school. En mijn tantinne, zegt de getatoeëerde, heeft
het huis van Franz gekocht! Als dat geen toeval is. Maar dan woont Franz daar
niet meer? Neen, hij is verhuisd naar het naburige Momignies. Nu mengt een jong
koppel zich in het gesprek. Zij menen te weten op welk adres Franz woont. Een
smartphone wordt bovengehaald, maar er blijkt geen connection voorradig in deze uithoek van La Botte du Hainaut. Op de achterkant van een placemate wordt een plattegrond getekend. We moeten hier de straat
uitrijden, dan rechtsaf tot aan de apotheker op de hoek, dan een heel eind die
weg volgen, en dan de tweede straat links ná de scherpe bocht, daar is het waar
Franz woont, in een pas gebouwd huis op het nummer 31.
(Wordt vervolgd)
(Wordt vervolgd)