Ik, trage lezer, had slechts vier dagen nodig voor de toch
omvangrijke roman De bekeerlinge. Ik heb
mij vaak afgevraagd hoe Stefan Hertmans het voor elkaar krijgt om zo’n vlot leesbare
tekst te produceren over een onderwerp dat nu niet bepaald hip of cool is. Zeker
ook omdat in zijn verhaal over Hamoutal de bekeerlinge vaak dezelfde dingen gebeuren:
reis door onherbergzame streken of over gevaarvolle zeeën, aankomst, conflict, uitstoting,
vlucht, waarna opnieuw een reis wordt aangevat, enzovoort. Daardoor krijgt dit
boek onvermijdelijk iets langdradigs. Maar daar staat tegenover dat Hertmans een
meester is in het oproepen van sferen en in het schetsen van situaties in een brute
en gevaarvolle wereld die we eigenlijk enkel kennen van onze door Hollywoodproducties
gevoede verbeelding. Hij produceert aanzienlijke vaart met talrijke werkwoordloze
zinnen en opsommingen. En in beschrijvingen van complexe realiteiten weet hij een
illusie van volledigheid te creëren door saillante details te doen oplichten.
Godsdienstoorlog, polarisering, racisme, vluchtelingen en
rampspoed in een steeds chaotischer wordend Europa: de parallellen met onze
tijd liggen voor de hand en vond ik op den duur interessanter dan het verhaal
zelf, dat ik te breed uitgesponnen vond.
Dat lijkt Hertmans te beseffen want ook hier, net als in Oorlog en terpentijn, voegt hij een
tweede laag toe aan zijn historische roman door er het relaas van zijn
persoonlijke zoektocht naar sporen van zijn personage in te mengen. Hij reist Hamoutal
achterna door Frankrijk, Italië, Egypte en Spanje. En hij zoekt en vindt de documenten
waarop zijn verhaal is gebaseerd. Hertmans hanteert dus hetzelfde recept als in
Oorlog en terpentijn, maar dit keer
voegt het procedé niet, zoals daar, iets essentieels toe. In Oorlog en terpentijn gaat het, zoals ik hier
schreef, méér dan over de oorlog zelf over de onmogelijkheid om over die oorlog
te schrijven. In De bekeerlinge is
die reflectie over het schrijven minder aanwezig. De mogelijkheid om een
historische werkelijkheid op te roepen, wordt niet ter discussie gesteld. Je
vraagt je dan ook af waarom die mix tussen historisch verhaal en actuele
zoektocht nodig was. Niet dat het niets oplevert, je kunt bijvoorbeeld stellen
dat bepaalde geschiedenissen slechts door het grootst mogelijke toeval
overgeleverd geraken – en dat er dus zeer veel geschiedenissen gedoemd zijn om nooit
meer uit de vergetelheid terug te keren. Maar even ingrijpend en urgent als de
stelling over historiografie die in Oorlog
en terpentijn wordt verdedigd, is dit besef zeker niet. De aanwezigheid van
de schrijver in zijn eigen boek lijkt mij bijgevolg moeilijker te
verantwoorden, of het zou moeten zijn dat hij de nood voelde om een soort van
resignatie ten aanzien van het wereldgebeuren te communiceren, of – en ik sluit
die mogelijkheid niet uit – dat hij De
bekeerlinge schreef als een wel zeer omslachtige liefdesverklaring aan zijn
echtgenote. Wat mooi is, maar hier geen literaire meerwaarde oplevert.
De bekeerlinge mag
dan veel vertellen over onze huidige tijd en bijzonder vakkundig geschreven
zijn, het is een minder noodzakelijke roman dan Oorlog en terpentijn.