Zoals in zovele huizen werd ook bij mijn grootouders de voordeur nauwelijks gebruikt. Wie langskwam, ging meteen via de oprit die links van de woning naar de achterin gelegen garage leidde naar de achterdeur. Vrienden, buren, leveranciers, de postbode of de dokter: iedereen wist dat ze daar, trapje op, de hoofdingang tot het huis vonden. Werd er toch vooraan aangebeld, dan wisten de bewoners meteen dat het bezoek bijzonder was, en meestal minder gewenst.
Wanneer ik ‘op
vakantie’ was bij mijn grootouders, wat maar een keer of twee is gebeurd, werd
de inkom achter de voordeur als logeerkamer ingericht aangezien er in de kleine
woning geen slaapkamer op overschot was. Ik had er mijn bed onder een staande
klok, die elk kwartier, de hele nacht door, van zich liet horen. Of neen, dat
is niet nauwkeurig genoeg. Eigenlijk liet de klok de hele tijd van zich horen:
de slinger tikte onvermoeibaar elke seconde weg, steeds luider naarmate mijn
onvermogen om de slaap te vatten langer duurde, en uiteindelijk oorverdovend
wanneer in huis het laatste geluid was weggestorven.
Het ‘op
vakantie’ duurde zeven dagen en nachten, en dat was best lang. Veel viel er bij
mijn grootouders niet te beleven. Ze waren ook al erg oud, eigenlijk. Ik hield
me bezig met de autootjes die ik van thuis had meegebracht, of met de doos vol
oude afleveringen van het wekelijkse krantenbijvoegsel De Lustige Kapoentjes,
die mijn grootvader zeer vooruitziend had opgespaard om zijn kleinkinderen zoet
te houden. Ik kon er niet veel mee aan. De collectie vertoonde hiaten, en de
afleveringen waren bovendien niet in de juiste volgorde bijgehouden. Om de op
één pagina uitgewerkte gags met Bolleke, Bikini en Lange So te
savoureren, vormde dat geen beletsel, maar een adequate lectuur van de
vervolgverhalen werd er wel degelijk door bemoeilijkt.
Waarschijnlijk
waren de Limburgse neefjes hiervoor verantwoordelijk. Zij kwamen vaker langs,
en sprongen blijkbaar slordig om met de Kapoentjes.
De kans dat bon papa de inhoud van de doos zou inspecteren, leek hun allicht
gering.
Misschien is
hier de kiem gelegd voor het fragmentarische karakter van de meeste van mijn
ondernemingen.