vrijdag 18 november 2016

de herfst van 2016 – 40


Een andere keer reden we met de bleekblauwe Kever naar het dierenpark in Tüddern, Duitsland, vlakbij het Nederlandse Sittard. Ik weet niet meer of dat in dezelfde zomer was als de Touretappeaankomst in Maastricht. In elk geval: of dat verre kleinkind hem nu interesseerde of niet, mijn grootvader getroostte zich blijkbaar toch enige moeite om mij en mijn neefjes – want die waren ook nu weer van de partij – te vermaken. Misschien was hij gewoon blij dat hij even de verstikkende sfeer van zijn kleine alleenstaande villa op het langwerpige perceel in Stokkem-Lanklaar kon verlaten: bonne maman ging in elk geval niet mee ‘op safari’.

Dierenparken, of safariparken, waren in die tijd nog geen gecontesteerde attractie. De zoo van Tüddern ging prat op zijn in halve vrijheid rondkuierende tijgers en leeuwen. Je moest met de auto door een deel van het park rijden. Dan kon het gebeuren dat er apen op de motorkap sprongen – of in het geval van een Volkswagen Kever op de kofferkap want de motor zat achterin, achter een onooglijk verticaal aflopend klepje waarop ook de behendigste aap geen houvast zou weten te vinden. Als de apen op de auto sprongen, was het zaak om op tijd alle ruitjes dicht te draaien of te klappen want voor je het wist gingen die beesten met je spullen aan de haal: de Sint-Kristoffel op het dashboard of de parkeerschijf uit het in de deur ingewerkte opbergvak.

Voor dergelijke wederrechtelijke maar niet te bestraffen want door dieren begane ingrepen werden alle bezoekers bij de ingang gewaarschuwd. Maar het gebeurde natuurlijk niet. Zoals er nooit herten opduiken in bossen waar verkeersborden voor herten waarschuwen. Hoezeer ik het ook wilde, de apen, die we wel degelijk te zien kregen, bleven lamlendig en vadsig in gindse bomen hangen. Overigens herinner ik me niet vrij rondlopende tijgers en leeuwen te hebben gezien in Tüddern. Wel in de kooien, waar je je dus ook aan kon vergapen. Maar daarvoor moest je uit de auto. Die lieten we achter op de parking. Daaraan heb ik dan nog de levendigste herinnering aan mijn passage in Tüddern te danken. Het was erg heet die dag, en op de parking waren er geen lommerrijke plaatsjes meer vrij. Toen we een paar uur later terug bij de auto kwamen en instapten, ging ik, uiteraard in korte broek, op de achterbank zitten. Dat bekwam mij slecht. Ik veerde meteen terug op: het oververhitte skai had de achterkant van mijn dijbenen geschroeid. De thermometer die voorin met een magneet achter het witte bakelieten stuur op het dashboard was bevestigd, wees 54 graden aan.