zaterdag 12 november 2016

de herfst van 2016 – 34


Door een leven lang hard te werken wisten mijn grootouders zich van hun bescheiden afkomst te bevrijden. Ze bewoonden in Stokkem een losstaande kleine villa, gelegen aan een zijstraat van de rijksweg van Maaseik naar Lanaken, met vooraan een siertuin met rozenperken en een keurig gemillimeterd gazon, en achteraan een grote moestuin waarin onder meer de appelboom stond die, na eerst jaar na jaar rijkelijke oogsten op te leveren die in compotes en vlaaien werden verwerkt, een van de drie zonen fataal zou worden: geven en nemen. En in de garage stond, opperste teken van welstand, de auto: een bleekblauwe Kever.

Ik denk dat het er nog een was met een dubbel achterruitje, maar dat weet ik niet meer zeker. Of er was er eerst een met een dubbel achterruitje, die dan vervangen werd door een nieuwer model met een achterruit uit één stuk, dat kan ook. Wat ik me wél nog met zekerheid herinner, en dat zal dan van dat oudste model zijn geweest, zijn de richtingaanwijzers die, gemonteerd op de stijl achter de portieren, uitwaarts flapten en dus de aangekondigde richting nog letterlijk aanwézen.

Laat het een metafoor zijn. Ook al konden die richtingaanwijzers alleen maar naar links of naar rechts uitflappen, de algemene richting, de mársrichting, was toentertijd allerminst onduidelijk. Vooruit! De bestemming lag vast. Er was maar één kortste weg naar de toekomst en het geloof daarin was onverbiddelijk. Rechtdoor! En avant!