Dan deed Nocio
Butera of hij er inmiddels zelf ook om moest glimlachen, en hij mompelde: ‘Ja…
o ja…’, waarbij hij zich met zijn pafferige handen in de zwarte bakkebaarden op
de hoogrode wangen krabde, of op zijn mopsneus of oren de brug of de poten van
zijn gouden bril recht zette.
Luigi
Pirandello, De zwarte sjaal, 73