lof der banaliteit 1/2
In het begin van de jaren negentig, dat is dus ongeveer een
kwarteeuw geleden, schreef cultuurfilosoof Frans Aerts enkele boekjes over de
staat van onze ‘gemediatiseerde, gecommercialiseerde samenleving’. Een ervan
was Lof der banaliteit. Reflecties bij
een schaamteloze cultuur (1992), dat ik onlangs nog eens ter hand nam en
dat ik nu herlees om te toetsen wat ervan overeind blijft. Ik maak me meteen de
voorafgaandelijke bedenking dat er in 1992 nog geen sprake was van internet en
smartphones, nauwelijks van klimaatopwarming en al helemaal niet van de
‘post-truth’, volgens The Oxford Dictionary hét woord van 2016.
In zijn ‘Woord vooraf’ stelt Aerts dat de aanleiding voor
zijn bedenkingen de reclamecampagne van ‘een bekend Italiaans modemerk’ was,
waarbij ‘steeds intiemere momenten, steeds dramatischer emoties’ werden
gebruikt, met als ‘enige bedoeling commotie op te roepen – om daar zelf beter
van te worden’. Deze vaststelling riep bij Aerts ‘angst’ op, ‘en woede om het
dreigend verlies van de meest eigen waarden van de mens’. Deze ‘inflatie van
gevoelens en waarden’ ontwaart Aerts in alle media: kranten, talkshows,
interviews en, jawel, het televisiejournaal. Hij spreekt daarom van een
banalisering van het decor waarin de mens, die zelf niet banaal is, zijn leven moet leiden. Dat decor verschrompelt tot
een scherm – en dat geldt ook voor de kinderen. In onze leefwereld wordt ‘een
eenrichtingsgesprek op gang gebracht tussen het scherm en henzelf’. De
realiteit wordt overwoekerd door voorstellingen, door beelden van die realiteit
– en die kunnen niet anders dan sterotiep zijn en de ‘natuurlijke emoties’
schaden. Kerk, onderwijs, kunst en cultuur zijn niet meer bij machte om hiertegen
een dam op te werpen. De Kerk is een krachteloos instituut geworden, het
onderwijs dient de markt, en kunst en cultuur worden gerecupereerd door de
commercie.
Aerts haalt Charles Péguy aan, die stelde dat onze
‘beschaving’ ten onder gaan ‘aan het verlies van scrupule’: scrupule tegenover
onze nakomelingen, tegenover God, tegenover de materie en de gegeven
werkelijkheid, tegenover de doden. Veel hoop is er niet dat deze schaamteloosheid
zich nog zal keren. Aerts heeft het zelfs over een ‘Endlösung van onze geschiedenis,
van onze cultuur, van ons collectieve geheugen en van alle intellectuele
waarden die door generaties werden opgebouwd’. Hij haast zich om te zeggen dat
zijn teksten nergens ‘ook maar de kiem van de illusie in zich (dragen) om iets
aan de stand van zaken te veranderen’. Waarna hij zijn voornaamste bronnen
opsomt: Barthes, Foucault, Baudrillard, Sollers, Fumaroli en Finkielkraut.
Wie door dit voorwoord nog niet platgeslagen is, kan nu aan
Aerts’ boekje beginnen. Het bevat – korte – teksten over: reclame, televisie,
kunst en cultuur, aarde en milieu, religie en onderwijs.