Breda - 150502 |
dinsdag 30 juni 2015
maandag 29 juni 2015
brief aan Kathleen Cools
cc al wie het aanbelangt
Dag Kathleen,
We hadden vorige week op Facebook een nogal pijnlijke aanvaring. Ik gaf
uiting aan mijn ergernis over de al te vrolijke toon van de presentatoren van
het actualiteitsprogramma ‘De Ochtend’ (tijdelijk ‘BEL 10’) en deed dat in sarcastische
bewoordingen:
Het volstrekt irritante en zelfgenoegzame
presentatorengegibber in De Ochtend op Radio 1 moet dringend afgeschaft worden.
Jij was gedurende twee weken een van die presentatoren en voelde je dus
aangesproken. Maar je reageerde behoorlijk gepikeerd. Je schreef dat als ‘BEL
10’ zou afgelopen zijn (wat inmiddels het geval is), ik ‘vast wel iets anders
zou vinden om me aan te ergeren’. Ik antwoordde dat je het niet zo persoonlijk
moest spelen, en herformuleerde mijn aanvankelijke klacht:
Het enige wat ik wilde zeggen, een beetje
hyperbolisch, dat geef ik toe, maar laat ons zeggen dat het in een opwelling
gebeurde: stop in godsnaam met dat olijke onder-elkaar-gebabbel, die grapjes
heen-en-weer, dat vrolijke titsen. Daar heeft uw luisteraar echt geen boodschap
aan.
Nu zie ik dat je je oorspronkelijke repliek (over mijn chronische
behoefte om mij te ergeren) hebt verwijderd. Daardoor wordt natuurlijk een deel
van het geprek dat zich onder mijn oorspronkelijke post ontvouwde
onbegrijpelijk. Maar je vergat wel nog een ‘vind ik leuk’ te verwijderen onder
het commentaar van iemand anders die zich, net als jij, ergerde aan mijn
uithaal:
Jezus, facebook op z'n smalst. Malcontenten,
verenigt u!
Kijk, Kathleen, het incident is in jouw ogen wellicht te onbenullig om er
zoveel aandacht aan te besteden, maar ik vind het toch de moeite waard om duidelijk
te stellen waar het mij om te doen is. Ik vind dit namelijk niet ‘Facebook op
zijn smalst’. Integendeel. Hier ontstaat een discussie die ergens over gaat en
die de zaken nu net in een bréder perspectief plaatst. En ik laat mij niet in
de hoek drummen van ‘malcontenten’ voor wie ademen gelijkstaat met zich
ergeren. Wie zich de moeite getroost om mijn blog te lezen en te bekijken, zal niet
tot zo’n overhaast en geringschattend oordeel komen.
Mijn ergernis over het jolige toontje in het algemeen en in duidingsprogramma’s
in het bijzonder wortelt in een veel bredere bezorgdheid.
Wat verwacht ik van een actualiteitsprogramma op de openbare omroep? (Ik
heb het hier bewust uitdrukkelijk over de openbare omroep.)
Ik wil geïnformeerd worden. Op een zo objectief mogelijke, nuchtere
manier. Ik wil geen Café Corsari-entertainment. Daar is Café Corsari voor. Ik
wil geen presentatie die gezellig en gemoedelijk wil zijn.
Dat is, dacht ik, een redelijk verlangen. Als belastingbetaler ben ik
cosponsor van de openbare omroep en ik vind het dan ook niet meer dan normaal dat
ik mij mag verzetten tegen een impalming van die omroep door de commerciële
logica. Die logica zorgt ervoor dat – à la limite – enkel programma’s die hoge kijk-
en luistercijfers scoren, en die dus veel reclame-inkomsten genereren, kunnen blijven
bestaan, en dat leidt dan weer tot uniformisering. Als belastingbetalende maar
ook kritische gebruiker verlang ik dat de openbare omroep in zijn
actualiteitsprogramma’s de werkelijkheid op een objectieve manier weergeeft. Voor
zover die werkelijkheid veelzijdig, onprettig en complex is, kan een uniforme
en vrolijke, gemoedelijke weergave ervan niet adequaat zijn.
Dat klinkt allemaal zwaarwichtig en theoretisch, maar je hebt samen met
mij filosofie gestudeerd, Kathleen, dus zal je wel begrijpen wat ik bedoel.
De wereld is er slecht aan toe. Er is heel veel waarover we ons zorgen
moeten maken. Maar we gaan liever dansend onze ondergang tegemoet. Kritische
stemmen worden ervaren als spelbedervers. Vaak zijn dat hypochondrische
intellectuelen die alleen maar moeilijke woorden gebruiken, het niet gezegd
krijgen in zestien seconden, en die wij dus niet moeten in onze talkshow. Het
anti-intellectualisme viert hoogtij. Wie ernstig is, wordt weggehoond.
Ik vind dat journalisten vandaag een zeer grote verantwoordelijkheid
hebben. Ik ben er zelf een geweest, ik heb dus recht van spreken.
Journalisten hebben de morele plicht zich te verzetten tegen het dictaat
van de Siegfried Brackes van deze wereld: houd koste wat het kost de aandacht
van de domme kijkers en luisteraars vast, dat is belangrijker dan de complexe en
ongemakkelijke werkelijkheid in al haar facetten te belichten. Een schematische,
luchtige, vrolijke weergave is, hoe fout ook, te verkiezen boven een correcte
versie waarop kijkers en luisteraars afhaken.
Journalisten hebben de morele plicht om zich bewust te zijn van het apparaat
waar zij deel van uitmaken en waarin zij kunnen kiezen tussen het
kortetermijnbelang van het eigen hachje en het langetermijnbelang van het
dienen van de waarheid. In de wereld die wij vandaag kennen, betekent dit dat
zij kritisch horen te zijn. En dat veronderstelt dan weer dat zij zich behoorlijk
informeren. Alleen dan zullen zij de juiste vragen kunnen stellen.
Journalisten hebben de morele plicht om zich niet te laten gebruiken, laat staan manipuleren, door
de macht, ook als die macht de media controleert, bijvoorbeeld door middel van
beheersovereenkomsten en dotaties. Journalisten moeten het deel van de
bevolking dat objectieve, juiste en desnoods ongemakkelijke informatie zoekt, bedienen.
Zij mogen niet toelaten dat, integendeel, de machthebbers zich van een al te
volgzame, te weinig kritische journalistiek bedienen. Zo vond ik de manier
waarop de burgemeester van Antwerpen zich een paar weken geleden van Reyers
Laat bediende ronduit stuitend.
Kathleen, ik ga je niet te lang meer bezighouden. Je bent allicht toe aan
een welverdiende vakantie, na slopende weken in ‘Reyers Laat’ en na het –
verdienstelijke, jawel! – programma ‘BEL 10’. Uiteraard lig ik niet wakker van
wat olijk gegibber tussen presentatoren in een actualiteitsprogramma. Ik draai
die knop wel om, zoals sommigen suggereerden, of ik informeer me via andere
kanalen, wat ik natuurlijk ook al doe. Die kleine ergernis was maar een klein
onderdeel van een veel ruimere bezorgdheid. Een bezorgdheid over de rol van de
media, als ‘vierde pijler’, in onze democratie en in verhouding tot de
totalitaire macht van de commercie. Dat klinkt hoogdravend. Dat weet ik, het
zij dan maar zo.
Het ga je goed,
wolken 1502-1505
wolkenfragmenten
uit Julian Barnes, Polsslag
1502
Hij dacht aan het niet bij machte zijn
om de wind te controleren en steeds hoger de wolken in te worden
gedreven, aan neerkomen in onbekend gebied, aan verdwalen en angstig worden en
in je broek pissen. (114)
1503
Ze vlogen bijna een uur net boven het
afwisselende wolkenlandschap. (138)
1504
De wolken hingen laag, de windzak
onbeweeglijk. (145)
1505
In de omhullende wolken dacht hij
aan huwelijkslijnen en knopen; aan scheermessen en eilandseks; aan ontbrekende
jonge stiertjes en tot lampolie verwerkte stormvogels; en toen kwamen eindelijk
de tranen. (145-146)
surf je suf 44
150620
Straatfotografe Vivian Maier:
150622
In Europa is het primaat van de politiek teloorgegaan:
Geert Noels over Griekenland:
Geert van Istendael mag al eens dromen over een tax shift:
150624
Waarom wij worden voorgelogen over de Griekse crisis:
http://ewaldengelen.blogspot.nl/2015/06/vijf-jaar-voorgelogen-over-griekenland.html?spref=fb
Luckas Vander Taelen ziet in de islamisering van onze maatschappij de 'donkere jaren vijftig' herleven:
http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/opinieblog/column/1.2374257
Waarom wij worden voorgelogen over de Griekse crisis:
http://ewaldengelen.blogspot.nl/2015/06/vijf-jaar-voorgelogen-over-griekenland.html?spref=fb
Luckas Vander Taelen ziet in de islamisering van onze maatschappij de 'donkere jaren vijftig' herleven:
http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/opinieblog/column/1.2374257
150625
Een column over het retorisch talent van minister Philippe Muyters:
http://www.demorgen.be/opinie/wij-zijn-een-volk-van-mompelaars-a2375750/
Een jongere zonder vertrouwen na een
brokkenparcours:
vrijdag 26 juni 2015
facebookbericht 788
los ingeslagen 243
Meyrem Almaci deelde vorige zondag op Facebook een tekst waaruit moest blijken hoe weinig vertrouwen een kind van veertien tegenwoordig heeft: 'Je mag nooit iemand vertrouwen', orakelt het joch en hoe een kinderhart al zo vroeg verknoeid kan zijn, daar gaat die tekst over.
Het toeval wou
dat ik die dag op een bank op de oever van het kanaal van Brugge naar Oostende
was gaan zitten. Met een schetsboekje en een boek. En een fototoestel waarin ik
had vergeten de geheugenkaart terug te steken die ik er kort tevoren had
uitgehaald. Dat zou ik me nog beklagen, maar het uurtje dat ik daar heb gezeten
zal ik mij toch herinneren omdat ik er hier over zal vertellen.
De zitbank die
ik had ingepalmd is over een lange afstand de enige die de Provincie
West-Vlaanderen er heeft geïnstalleerd. Een al wat oudere man – ik schat hem
een jaar of zeventig – komt aangestapt. Poedel aan de leiband. Natuurlijk mag
hij naast mij wat komen uitblazen.
‘Toch jammer
dat ze hier maar één bank hebben geplaatst,’ is zijn openingszin. Drie kwartier
later ben ik al veel minder geneigd dat te beamen want ik besef dat we niet met
elkaar zouden gesproken hebben als er twee banken waren geweest. Fysieke
nabijheid is dezer dagen een zwaar onderschatte kwaliteit.
Wonderlijk,
hoeveel je van een mens te weten komt in amper drie kwartier. Ik wou dat ik het
gesprek had opgenomen. Dan kon ik het hier helemaal uitschrijven. Dat zou, echt
waar, de moeite waard zijn geweest.
De man heeft
een rijzige gestalte en wat je noemt edele gelaatstrekken. Een forse, scherpe
neus op een getekende kop. Zijn hele voorkomen vloekt met de wat sjofele rode
windjack en zeker met het onnozele poedelhondje aan de leiband. Zoals vaak met
hondenbezitters vormt het beest het aanknopingspunt. Een schuw dier is het, met
een asielverleden. In de loop van het gesprek kom ik, meestal deducerend, te
weten dat de man zijn hele carrière een tamelijk hoge functie heeft bekleed in
een petrochemisch bedrijf, dat hij lange tijd in Brussel heeft gewoond en dat hij kinderen heeft (die hem wellicht niet
al te vaak komen opzoeken). Hij is weduwnaar, stel ik mij voor omdat ‘moeder de
vrouw’ niet één keer ter sprake komt en dus in zekere zin wordt doodgezwegen,
maar eigenlijk doet het er niet toe. We praten honderduit. Over de dagelijkse
wandeling en dat het jammer is dat er maar één bank is (quod non dus),
over hoe mooi het hier wel niet is, over de jeugdwerkloosheid, over het
onveiligheidsgevoel, over bootvluchtelingen en asielzoekers, over milieuvervuiling
en klimaatopwarming, over hoe het voetbal de voorbije decennia is geëvolueerd
van een volkse sport naar een geldmachine. We zijn het erover eens dat het een
voorrecht is om hier geboren te zijn en dat de komende generatie het moeilijker
zal hebben.
De man lijkt
me streng en principieel maar toch zachtaardig, hij is voorkomend en helemaal
niet opdringerig. We spreken een beschaafd Nederlands met elkaar en wanneer hij
uiteindelijk opstaat om met zijn hondje op huis af te stappen, steekt hij mij
een stevige hand toe.
Ik schud die
hand, zij het met gemengde gevoelens. Want achter het masker van
vriendelijkheid steekt een gekwetste maar ook bange blanke man met –
ongeëxpliciteerde – rechtse sympathieën, een man die na een leven vol
privileges toch nog reden ziet om achterdochtig te zijn. Waar moet het naartoe?
is een vraag die hij wel stelt maar waarvan hij zeker niet meer wakker ligt.
Hij lijkt vastbesloten om te genieten van zijn laatste mooie jaren, maar
onderhuids sluimert er toch verbittering. En eenzaamheid.
Een aak
passeert. ‘Spes salutis’ heet het ding. Het vervoert gas. Je kunt zo’n toeval
niet bedenken.
Een van de
laatste vragen die ik de man stel – ook nu weer stel ik alle vragen – is of hij
‘s voormiddags naar het voorzittersdebat in De Zevende Dag heeft gekeken. Dat
heeft hij inderdaad. Hij is overigens bijzonder goed geïnformeerd, heb ik al
gemerkt. Ik vraag hem wat hij ervan vond. Zijn antwoord is verbazend
simplistisch en doet pijn: ‘Ik vertrouw niet een van hen.’
Ik ga er niet
op in. Ik wil de man niet uit zijn tent lokken door met partijpolitieke
voorkeuren en aversies te schermen. Het is goed geweest zo.
Terug thuis
vind ik de Facebookpost van Meyrem Almaci met de link naar die getuigenis van
dat achterdochtige kind. Ik plaats, bij wijze van reactie, een korte verwijzing
naar mijn ontmoeting. Ik besef uiteraard goed dat ook de Groen-voorzitster, hoe
zal ik het zeggen, betrokken partij is.
Het valt mij op hoeveel mensen er positief op reageren.
Ik vind het
opmerkelijk dat er niemand zegt: ‘Zeg, onze Meyrem is toch wel te vertrouwen?’
Gelukkig maar want daar ging mijn opmerking helemaal niet over. Natuurlijk is
Meyrem te vertrouwen. En John ook. Maar ik had het over iets anders. Ik had het
over het verband dat er mogelijk bestaat tussen wat dat kind van veertien voelt
en zegt, en de inconsequentie van die man op die enige bank aan het kanaal, die
in één en hetzelfde gesprek zegt dat we in de best mogelijke aller werelden
zijn geboren en dat hij daarin een goed leven heeft gehad, maar ook dat geen
enkele van de bewindslieden te vertrouwen is.
Abonneren op:
Posts (Atom)