woensdag 17 juni 2015

op verhaal 59


Solo 6

En dan begon het herhalen. Tijdens de volgende sessie begon zij opnieuw over het vlas, over de school, over de nonnen en de mis, over haar vader die dronk – en hoewel Steven probeerde om haar naar nieuwe geheugensporen te leiden, steeds herhaalde ze diezelfde verhalen, en de weinig talrijke motieven kwamen alsmaar sneller terug. Steven zag zijn moeder in een draaikolk, waarin zij zich, steeds sneller spiralend en met minieme modulaties haar verhalen herhalend, naar het verdwijngat in het midden spoedde. Hij was helemaal niet zeker of hij haar met zijn aandringen dieper dat kolkgat induwde dan wel een reddende hand reikte. Dat verdriette hem. Wat hem ook speet, was dat hij vaak pas op de terugweg naar zijn eigen huis en leven, of nog later, wanneer hij zijn notities uitwerkte, op de vragen kwam die hij haar op het moment zelf had moeten stellen; dit zou maar een voorafspiegeling blijken van de spijt die hij kreeg toen alles voorgoed voorbij was en zij haar onvertelde en onherinnerde verhalen voorgoed met zich had meegenomen.

'Moeder, dat hebt ge al verteld.'

Dat zei Steven toen ze weer over dat vliegtuig begon dat een noodlanding had gemaakt, of over dat stukje zwoerd dat ze had weggegooid, of over haar vader, die zei dat hij geen juffrouwen kweekte. Vooral die kwetsuur kwam vaak terug – de miskenning door haar vader van haar talent en ambitie had haar tot in haar ziel gekrenkt. Ze was erdoor geworden wie zij was. Dat de man naderhand op zijn oorspronkelijke verdict was teruggekomen, vermocht niet haar van deze wonde te doen genezen.

En natuurlijk was er ook de slogan van Solo, die een mooi en zorgeloos leven beloofde aan wie met deze margarine zijn biefstuk bakte. Stevens moeder bleef de spreuk maar herhalen, te pas en te onpas, als een mantra. Ze deed dat met een vreemde mengeling van naïviteit en ironie. De Franse taal – la vie est sans soucis… – droeg bij tot dat effect. Grappig, ware het niet dat Stevens moeder met die slogan het gesprek blokkeerde en haar onvermogen om nieuwe verhalen op te diepen leek te willen maskeren. Zo werd pour qui de Solo se nourrit een stopslogan, zoals een stopwoord dat wordt gebruikt om een stilte te vullen. De Solo-slogan was het stopsel dat Stevens moeder in het verdwijngat van de draaikolk drukte – zodat ze niet, begeleid door een akelig slurpend geluid, definitief zou worden weggezogen. Vooralsnog niet.

Une vie sans soucis. Ach moeder.

Steven keek naar de uitgebluste vrouw aan de andere kant van de tafel, uit wie hij tussen een gulp van slijm en koek en bloed geboren was, die hem gekoesterd had en gevoed, die hem had opgevoed. Hij realiseerde zich dat hij niet wist of zij hem de borst had gegeven – dat was in die tijd niet gebruikelijk, had hij onlangs gelezen. Hij overwoog het haar te vragen, maar zijn aandacht werd afgeleid door een vetvlek op haar keurige beige bloesje, ter hoogte van haar hart, dat het weldra zou begeven. Steven zag hoe zijn moeder onafgebroken met haar duimen dat molentje maalde, en hoe zij een vast punt op de beige toile cirée die op de tafel lag fixeerde, ergens midden tussen haar en haar jongste zoon in, terwijl ze naar de woorden zocht, en de namen, waarmee ze haar herinneringen stoffeerde.

Zij kijkt mij niet aan. Zij kijkt mij niet in de ogen.