DIEF
Een goede vriend van me, onverdacht uiteraard, zou twee weken in Nijmegen
doorbrengen. Hij zou er logeren in het huis van vrienden van hém, die op reis
gingen. Ooit was tijdens hun vakantie in hun huis ingebroken. Daarom nodigden
ze een – uiteraard onverdachte – kennis uit om de duur van hun jaarlijkse
buitenlandse reis in hun huis door te brengen. Dit keer kon Kristoffel aan hun
wens tegemoetkomen.
Kristoffel trok, niets wetend van die diefstal, naar Nijmegen. En van
goeden huize zijnde, deed hij dat niet met lege handen. Ook al ging hij die
mensen een dienst bewijzen, zij stelden hun huis voor hem open. Ongeschreven
wetten vragen dat een dergelijke gastvrijheid met een geschenk wordt
gehonoreerd.
De Nijmeegse vrienden van Kristoffel zijn liefhebbers van poëzie. Ze
hebben zo'n plank met smalle boekdeeltjes, waarvan je er al heel wat moet
hebben om de plank gevuld te krijgen. Waarmee kon Kristoffel hen een plezier
doen?
In de boekhandel, bij het doorsnuffelen van bundels, vond Kristoffel
enkele verzen die hem aanspraken. Hij las het hele gedicht en bleef
aangesproken. En wat verderop, waar zijn duim bleef steken, stond nog iets wat
aansprak. Dus kocht Kristoffel die bundel – het was er een van Eddy van Vliet. ‘Het
is voor een cadeautje,’ zie hij tot de winkeljuffrouw. Zij begreep deze
mededeling terecht als een verzoek en pakte het boekje in.
Wat blijkt in Nijmegen bij het uitpakken en waar had Kristoffel geen
aandacht aan besteed? Juist: de titel. Die bundel van Eddy van Vliet heette De toekomstige dief.
Verschenen in De Standaard van 17 juni 1995