(4 oktober 2001)
Naar de
bibliotheek om materiaal te verzamelen voor mijn lessen over het schrijven van
essays. Vruchteloos. Dan ga ik op het internet en in géén tijd vind ik wat ik
zoek – en veel meer dan dat.
*
Ik blader in wat
ik ooit las – en toen belangrijk vond, zo herinner ik mij – van Montherlant, en
stel vast dat ik er niets van onthouden heb… Behalve het sentiment dat het mij
ooit heeft aangesproken.
*
Ik verwacht van
de lectuur van Nescio’s Natuurdagboek
iets litanie- of kloosterachtigs – maar de vraag is natuurlijk of ik dat
werkelijk wil: iets litanie- of kloosterachtigs. Wil ik niet veel meer een
spetterende thriller met veel seks en intrige?
*
Ik begin, neen,
herbegin de lectuur van Hertmans’ Steden
en beland meteen in Musils De man zonder
eigenschappen: intertekstualiteit. En ik vraag mij af: ‘Intertekstualiteit.
Wat is dat? Dat is: je bent aan het lezen, je wordt op een verwijzing gewezen,
of je merkt op eigen houtje dat er een verwijzing is – en je grijpt naar die andere
tekst. Je legt beide teksten naast elkaar en het stemt je, God weet waarom, gelukkig
dat ze overeenkomen.’
En een paar
minuten later zit ik met De 42ste
breedtegraad van John Dos Passos in mijn handen, en daarin zie ik naast de
eerste paragraaf mijn met potlood aangebrachte verwijzing naar Hertmans’ boek
en ik realiseer me: sindsdien heb ik naar deze ‘te lezen’ roman niet meer omgekeken…