Jef Geeraerts was een van de belangrijkste Vlaamse schrijvers van de voorbije decennia. Hij werd geboren in 1930 in een burgerlijk Antwerps ondernemersgezin. Hij bleef enig kind. Hij behaalde een middelbareschooldiploma Grieks-Latijn bij de jezuïeten en studeerde daarna af als licentiaat Politieke en Administratieve Wetenschappen aan de koloniale hogeschool. Later, na zijn terugkeer uit Congo in 1960, zou hij ook nog Germaanse filologie studeren.
Na zijn twee jaar legerdienst als reserveofficier in
Duitsland trok hij in 1954 met zijn eerste vrouw naar de Belgische kolonie.
Zijn drie kinderen werden in Belgisch-Congo geboren.
Jef Geeraerts werd in zijn functie van
assistent-gewestbeheerder geconfronteerd met de conflicten tussen stammen maar
ook met de toenemende spanningen tussen de Congolezen en de koloniale overheid.
Hij kwam van zeer nabij in aanraking met de authentieke en zinnelijke
mentaliteit en cultuur van de autochtone bevolking. Die ervaring botste met de
West-Europese en christelijke waarden, die hij in toenemende mate hypocriet en
benepen vond.
Het conflict tussen zijn plichtsgetrouwe ambtsuitoefening
in dienst van de koloniale macht enerzijds, en zijn vitalistisch streven naar
een contact met de plaatselijke cultuur anderzijds, zou de inspiratiebron
vormen voor de autobiografische boeken die hij na zijn terugkeer naar België
begon te schrijven. In onder meer Ik ben
maar een neger (1962) en de Gangreen-cyclus
(vanaf 1968) legde hij een voor de Vlaamse letteren vrijwel unieke getuigenis
af van ons koloniaal verleden. Hij
was een van de eersten die openlijk kritiek formuleerde op dat kolonialisme. Alleen al
om die reden is hij een belangrijk auteur.
Geeraerts’ getuigenis was niet alleen kritisch voor
het koloniale regime, maar ook bijzonder vrijmoedig. Hij werd van racisme en
pornografie beschuldigd. De toenmalige minister van Justitie liet enkele
exemplaren van het gewraakte Black Venus
voor onderzoek uit een Brusselse boekhandel meenemen en er werden vragen
gesteld in het parlement – een betere publiciteit is nauwelijks denkbaar. Maar
de tijden waren eind de jaren zestig volop aan het veranderen, en Geeraerts
kreeg de Staatsprijs voor Verhalend Proza. Het zou, samen met de Arkprijs voor
het Vrije Woord, die hij twee jaar eerder voor zijn verhalenbundel De troglodieten had gekregen, zijn enige
belangrijke literaire onderscheiding blijven.
Als Jef Geeraerts nu nog altijd een relevant auteur
is, dan is dat niet alleen te danken aan het inhoudelijke belang van zijn
koloniale getuigenis en de literaire kwaliteit van zijn romans en verhalen,
maar ook aan zijn tweede literaire carrière. Vanaf het eind van de jaren
zeventig verlegde Geeraerts, die niet onder stoelen of banken stak dat hij een
verdienstelijk jager was, het literaire geweer van schouder. Hij groeide met
romans als De zaak Altzheimer (1985)
en Dossier K (2002) in Vlaanderen uit
tot de peetvader van de thriller-politieroman.
In 1976 schreef Geeraerts Dood in Bourgondië, het beklijvende relaas van een bijna verkeerd
afgelopen medische ingreep op zijn partner Eleonore Vigeron, met wie hij in
1978 huwde en die dertig jaar lang aan zijn zijde zou blijven. Na haar dood in
2008 leidde Jef Geeraerts een teruggetrokken bestaan.