(4 oktober 2001)
Tijdens de
wandeling in het Paalbos realiseer ik mij dat niemand verhalen vertelt omdat
niemand verhalen beleeft en dat niemand verhalen beleeft omdat niemand verhalen
vertelt.
*
Ik wandel door de
oude spoorwegbedding tussen Sparrestraat en Beukendreef. Daar zag ik ooit in
een tuin – en ik vond het toen de moeite van het opschrijven waard, herinner ik
mij – een kleine vuurtoren. Nu is deze folie bijna volledig aan het oog
onttrokken doordat een klimopplant zich in de afsluiting naar boven heeft
gewerkt. We zijn inmiddels drie jaar verder, realiseer ik mij. En nochtans: het
komt mij voor dat de herinnering aan die eerste waarneming van het eigenaardige
en opschrijvenswaardige bouwwerk van gisteren, of hooguit eergisteren, dateert.
*
Vanmiddag,
omstreeks drie uur, een hevige kramp in de hartstreek. Ik veer recht, tast naar
mijn borst, snak naar adem, sta in angst voor het raam naar buiten te staren
(zonder iets te zien), en verdring meteen wat ik heb meegemaakt.