zaterdag 9 mei 2015

idiosyncratische synesthesieën 16-18


16

Zoals in sommige kerken of kathedralen één keer per jaar het zonlicht vanouds tot een op de muur gemarkeerd punt doordringt, zo gaat diezelfde zon ook maar één enkele keer, en dan nog enkel als er geen wolken zijn en de smog aan de einder door wind is weggeblazen, groot en rood onder in het verlengde van de perspectivische spie die wordt gevormd door de huizenrijen aan beide zijden van mijn straat.


17

‘De krul in zijn staart is het fatsoen van de hond,’ zei de bloemiste toen ze de scherpe kant van een been van haar schaar over het papieren lint haalde dat ze met een stukje kleeflint had vastgemaakt op de plastic folie waarin ze de ruiker had verpakt.


18


Achterin een onnozel boek van Niccolò Ammaniti vind ik een met potlood geschreven notitie terug, gemaakt half juli 2013, betreffende een droom die S. mij toen had verteld: over een internaat bovenop een klif, hoog boven een diepe afgrond. De directrice van dat internaat had, in die droom, wervend gesproken: ‘Onze twee grootste troeven zijn het uniform en het panorama.’