16
Zoals in sommige kerken of kathedralen één keer per jaar
het zonlicht vanouds tot een op de muur gemarkeerd punt doordringt, zo gaat
diezelfde zon ook maar één enkele keer, en dan nog enkel als er geen wolken
zijn en de smog aan de einder door wind is weggeblazen, groot en rood onder in het
verlengde van de perspectivische spie die wordt gevormd door de huizenrijen aan
beide zijden van mijn straat.
17
‘De krul in zijn staart is het fatsoen van de hond,’
zei de bloemiste toen ze de scherpe kant van een been van haar schaar over het
papieren lint haalde dat ze met een stukje kleeflint had vastgemaakt op de
plastic folie waarin ze de ruiker had verpakt.
18
Achterin een onnozel boek van Niccolò Ammaniti vind ik
een met potlood geschreven notitie terug, gemaakt half juli 2013, betreffende een
droom die S. mij toen had verteld: over een internaat bovenop een klif, hoog
boven een diepe afgrond. De directrice van dat internaat had, in die droom, wervend
gesproken: ‘Onze twee grootste troeven zijn het uniform en het panorama.’