De markt
De Verlichting en de droom van mensenrechten en menselijke
waardigheid zijn ook aan kritiek onderhevig.
Wereldwijd verspreid is de postkoloniale kritiek op het
imperialisme. De westerse aanspraak op universaliteit van de eigen waarde is
gebaseerd op usurpatie, vernietiging van de plaatselijke culturen en racisme.
De Verlichting kan ook bekritiseerd worden omdat het uiteindelijk altijd ook ging
om de verdediging van de privileges van een elite, die blijkbaar geen probleem
had met slavernij, kinderarbeid en de onderdrukking van de vrouw. Zo bekeken is
de Verlichting ‘een machtsinstrument van een bepaalde sociale klasse’. En de
liberale droom, die uit de Verlichting is voortgekomen, heeft te veel
inconveniënten veroorzaakt om nog langer houdbaar te zijn: de verwoesting van
de natuur om vooral veel rommel te produceren, de samenwerking met dictaturen,
het floreren van de wapenindustrie, de concentratie van rijkdom, het immense
verschil tussen droom en werkelijkheid. De herziening van het ideaal zal op
basis van een democratisch debat moeten tot stand komen. En misschien moet ook
het beeld van de mens als rationeel wezen worden bijgesteld. Ondertussen is de
Verlichting al ontmaskerd – door onder meer Adorno, Horkheimer, Foucault en
Derrida – als een ideeënmachine in dienst van de elite. Zo ziet Foucault in
Benthams panopticum een op de spits gedreven antidemocratisch
Verlichtingsrationalisme. De verlichte filosofen hebben in elk geval een
pessimistisch mensbeeld gemeen. Zij vragen zich af of de massa wel in staat is
om deel te nemen aan een democratie waarin iedereen op gelijke basis
vertegenwoordigd is. En is het niet zo dat belangrijke historische
verworvenheden, zoals de Europese Unie, het gevolg zijn van door een elite
genomen beslissingen?
John Gray verdedigt de opinie dat het vooruitgangsgeloof van
de Verlichting ‘een propagandistische leugen’ is en niet conform de ware natuur
van de mens, die ‘begerig, kortzichtig, wreed en dom’ is. En inderdaad: ‘Wij
zijn primaten die geleerd hebben zichzelf mateloos te overschatten’ en die zich
uitsluitend laten leiden door ‘de drievuldigheid van onze diepste motivatie’:
‘seks, angst en erkenning’. Durkheim en Lévy-Strauss wezen erop dat vooruitgang
ook verandering inhoudt, en in een voortdurend veranderende wereld voelen mensen
zich niet thuis. Zij gaan op zoek naar andere, vaak minder staatvriendelijke,
identificaties. De globalisering en de migratiegolven brengen de zekerheden nog
meer op losse schroeven. Wat als alle wereldburgers hun fundamentele gelijkheid
en mensenrechten komen opeisen?
De vrije markt is nooit volledig vrij geweest. Er is altijd
overheid nodig geweest voor het leveren van bescherming, infrastructuur, vaste
broodprijs, conflictbeslechting enzovoort. Na de Tweede Wereldoorlog leek de
sociale markteconomie de beste garantie tegen een terugval in fascisme én tegen
het communisme. Na de Val van de Muur leek de tijd van de grote ideologieën
definitief voorbij. De wetten van de markt zouden voortaan alles regelen. Ook
de linkse partijen worden in die logica meegezogen. De gevolgen van dat
marktfundamentalisme zijn gekend: privatisering, minder kwaliteit in de
dienstverlening, casinokapitalisme, toenemende ongelijkheid, een
sociaal-economische survival of the fittest – zoals Ayn Rand het al in de jaren
vijftig al had bepleit en voorspeld. Het statuut van de arbeider is totaal
afgebroken tot dat van rechtenloze loonslaven die meer consument en onvrije
leverancier van data zijn dan burger en die leden zijn van een
gedesolidariseerde, geatomiseerde samenleving – die geen samenleving meer is.
De marktlogica heeft de oude wereldvisie van de Verlichting
volledig geabsorbeerd. Rationaliteit, vrijheid, vooruitgangsdenken: het wordt
nu allemaal herleid tot termen van berekenbaarheid, winst, efficiëntie. ‘Dan is
uiteindelijk ook de rand van de afgrond in zicht waarop het
marktfundamentalisme de rijke landen en daarmee alle continenten laat
afstormen.’ Vraag is of aan de liberale droom een nieuwe oriëntatie kan worden
gegeven.
lees hier
deze samenvatting vanaf het begin