vrijdag 28 februari 2020

LVO 117bis / getekend 338



Bestaat toeval? Ja, allicht. Maar toch ook weer niet.

Ik weet niet of u, lieve lezer, het hebt opgemerkt maar ik sloeg eerder deze week aflevering 113 over. Die aflevering bestond uit de minutieuze beschrijving van een foto. Die beschrijving maakte ik met de foto erbij, uiteraard, maar ondertussen is de foto zoekgeraakt. En ik dacht: wat heeft het voor zin om een minutieuze beschrijving van een foto te geven zonder die foto erbij? Maar ook dát overdacht ik want maakt een minutieuze beschrijving van een foto in zekere zin de foto niet overbodig? Enfin, ik geraakte er niet uit en besloot toch maar dat ik liever ook de foto zelf toonde, naast of onder die minutieuze beschrijving ervan.

Dus ging ik op zoek. Op zoek naar die foto die ik in aflevering 113 had beschreven.

Ik wist dat ik mijzelf een schier onmogelijke opdracht gaf want het aantal plaatsen in mijn woning waar ik een dergelijk document zou kunnen neerleggen, in de stellige overtuiging dat ik niet zou vergeten wáár, is legio. En, bijkomende complicatie, ik weet niet eens waar al die plekken zich bevinden. Snuffelend door kasten en laden stuit ik voortdurend op nieuwe broeihaarden van bewaarde documenten.

En zo gebeurt het dat ik niet de foto van aflevering 113 terugvind, maar wel de foto die in aflevering 117 wordt vermeld, de aflevering waarin ik het over de ‘knikkerschans’ heb. En het bizarre is dat ik niet wist dat die foto in mijn bezit was.

Dus: zoekende naar foto 113 vind ik de al jaren niet meer geziene foto 117 terug, uitgerekend in de week waarin ik hem kan gebruiken. Bestaat toeval?

Ik besluit aflevering 113 voor onbepaalde tijd uit te stellen, tot de foto die erbij hoort komt bovendrijven als – de vergelijking ligt voor de hand – wrakhout op een zee van herinneringen.

Het is een mooi verhaal. Maar het wordt nog mooier.

Eveneens vorige week liet P., mijn ex-vrouw, mij weten dat ze op zolder – bijna vijftien jaar nadat ik het huis heb verlaten – een doos had aangetroffen met spullen die mij toebehoren. In die doos – u raadt het misschien al, lieve lezer – tref ik aan: de tekening die ik naar de foto van aflevering 117 heb gemaakt en waarvan in diezelfde aflevering ook sprake is.

Op die manier heeft het toeval, áls het al bestaat maar ik denk het eerlijk gezegd wel, mij deze week twee keer bezocht. En dát kan, uiteraard, géén toeval zijn.

Ik bekijk nog eens foto en tekening van de ‘knikkerschans’ en raak diep doordrongen van het besef dat hier, eerst door mijn vader en zoveel jaren later door mijzelf, wellicht een van de gelukkigste momenten van mijn leven is vastgelegd. Ik zie een schaterend jongentje, onbekommerd om zijn ongave gebit breeduit lachend; ik zie het hoge voorhoofd waarachter nog geen muizenissen knagen; ik zie het kleine rechterhandje rustend op de toile cirée met bloemen die ook in zwart-wit knalrood zijn – en ik hóór nu het ratelend geluidje dat de knikkers maakten toen ze over de nopjes van het legoplankje naar beneden rolden.




(wordt vervolgd) 
lees vanaf hier deel 1
lees hier vanaf het begin van deel 2