maandag 13 maart 2023

gisteren 71

230312

In de greep van een griep.

Een door een landbouwtractor voortgesleepte, slordig aangeklede carnavalswagen met daarop een stel in witte schorten geklede dronkaards schuift aan op de ringweg. Loeiharde hoempapa. Dit egoïstische vertier maakt me intens treurig. Ik ga op een bank zitten in het park om ervan te bekomen en zie dan enkele meters verderop een in de prak geslagen flatscreen. Ik zoek dan maar de luxueuze veiligheid van mijn woonst op: een derde manifestatie van onbeteugelde lelijkheid zou mij vellen.

Morgen zijn we eindelijk verlost van dat gezeur over mogelijk-misschien-je-weet-maar-nooit… de beste buitenlandse film enzovoort. Dat kleutertoontje van juf Hanne, dat gesjacher met emoties, de vanzelfsprekendheid waarmee die regisseur zichzelf het centrum van de wereld waant, met die twee puberjongens die hij overal achter zich aan sleept. We zullen dan nog wel een paar keer dat voor de hand liggende, op de titel van de film bordurende woordgrapje over ons heen krijgen – maar laat ons daarna misschien terugkeren naar de orde van de dag.


Hij zweeg nu al een jaar – ik weet hoe dol hij op haar was, hoe gelukkig hun huwelijksleven was, dat bij etentjes, concerten, toneelvoorstellingen, wandelingen, ja, soms zelfs aan het ontbijt een voor de buitenstaander nauwelijks waarneembare erotische glans vertoonde, alsof ze zich wanneer ze niet vrijden even tussen twee vrijpartijen in bevonden. Maar nooit had hij na haar dood de woorden gevonden om over haar te praten.

Benno Barnard, Afscheid van de handkus, 386