zaterdag 4 maart 2023

Nicolas Philibert, Être et Avoir

notitie 366 

BEGRENSDE WERELD

Opnieuw een beproeving voor wie in zichzelf de neiging tot nostalgie wil onderdrukken: de film Être et Avoir van (2002). Regisseur Nicolas Philibert volgde een jaar lang het reilen en zeilen in het lagere schooltje van Saint-Étienne-sur-Usson, een dorp in de Auvergne met ten tijde van het draaien van de film ongeveer 230 inwoners. Schoolmeester Georges Lopez, zoon van Spaanse inwijkelingen, zwaait er in zijn eentje de plak over een twaalftal jongens en meisjes, die het hele lagereschoolspectrum beslaan, van ongeletterde peuter tot aspirant-middelbareschoolleerling.

Nu ja, de plak zwaaien is zeker niet de juiste uitdrukking. Maître Georges moet zo ongeveer de meest zachtzinnige en geduldige man zijn die ik ooit op en naast een scherm heb gezien: hij is het levende bewijs van hoe je jonge kinderen met redelijkheid en respect tot grootse prestaties kunt brengen. Met kinderen omgaan is zijn grote passie, zo stelt hij in het korte interviewtje dat ook in de film is vervat en dat zeker nodig is om wat effet du réel aan te brengen want de gang van zaken in het schooltje lijkt bijna te mooi om waar te zijn. Maar het is wel degelijk waar: Être et Avoir is een documentaire film. Daardoor kun je niet anders dan veel sympathie op te vatten voor het ‘hoofdpersonage’, en ook voor de kinderen, én voor de regisseur, die dit stilaan verdwijnende aspect van het Franse platteland zo wonderlijk mooi in beeld heeft gebracht.

De situering op het platteland is essentieel. De film begint met de schoolbus, die de op een grondgebied van wellicht vele vierkante kilometers verspreid levende kinderen ophaalt en over besneeuwde wegen naar hun dagelijkse bestemming voert. Enkele kinderen leven in het dorp en komen te voet of met de fiets. Het landschap is er ook in de gedaante van de koeien, die in groep naar de stal worden geleid. Er is een parallel tussen de groep kinderen en de kudde koeien – dat klinkt wat oneerbiedig, maar het gaat dan ook vooral over de parallel tussen de vriendelijke manier waarop de koeienkudde wordt geleid en de zachtzinnigheid waarmee monsieur Lopez zijn kinderen in het gareel houdt.

Het landschap is er ook in de wisseling der seizoenen: de najaarssneeuw, een bloeiende fruitboom, een rijpe graanakker, het hoedje dat bescherming biedt tegen de zomerzon. En er zijn de vergezichten. We zien het busje over de landweg rijden met in de verte de bergen van het Centraal Massief. Wat bevindt zich daarachter? De stad Issoire, die voor dit gebied het centrum vormt? Het nog verder afgelegen Frankrijk? Een van de grote steden, waar de toekomst ligt voor wie hier niet zal blijven?

Op een dag neemt mijnheer Lopez, geassisteerd door een paar vrijwilligende ouders, zijn klasje mee naar de grote school in Issoire, om daar alvast kennis te maken met het latere leven, dat zich voor de meesten ongetwijfeld buiten het dorp zal afspelen. De schooldirectrice toont trots de verzameling boeken in haar documentatiecentrum. Hier kunnen werelden opengaan.

Maar in het begin van de film komt dus de schoolbus aan. Mijnheer Lopez staat de kinderen op te wachten. Iedereen groet beleefd. Binnen wordt er, staande achter de eigen stoel, gewacht op een teken om te gaan zitten.

Het sympathiekste jongetje van de klas vind ik – het zal wie de film heeft gezien niet verbazen – de kleine Jojo. Guitig, onhandig, dromerig. Een belangrijke scène is deze waar mijnheer Lopez Jojo inwijdt in de wonderen van het tellen. ‘Tot hoever kun je al tellen?’ vraagt hij. ‘Tot honderd,’ pronkt Jojo fier. ‘En stopt het daar dan?’ Jojo lijkt niet te begrijpen wat mijnheer Lopez bedoelt. ‘Honderd een, honderd twee…’, telt de meester. Jojo kijkt verbaasd, maar snapt het dan toch en telt verder. Mijnheer Lopez wacht niet en loopt op de zaken vooruit: ‘Tweehonderd, driehonderd…’ En dan springen ze gezamenlijk over de horden van de duizendtallen en de tienduizendtallen en de honderdduizendtallen. Bij de miljoenen begint de aandacht van Jojo te verslappen. Hij kijkt over de schouder van zijn meester uit naar iets boeienders. Maar ondertussen heeft mijnheer Lopez hem wel een blik gegund áchter een van de horizonnen die de wereld van het kind begrenzen.

Hetzelfde gebeurt in een gesprek tussen mijnheer Lopez en zijn oudste kinderen. Het gaat over wat ze later willen worden. Een relatief groot aantal uit het voornemen om schoolmeester te worden. Dat flatteert mijnheer Lopez. Een meisje kijkt toch al iets verder en heeft het over een bestaan als veearts. Niet één kind wil zoals zijn ouders boer worden – maar dat kan toeval zijn. In elk geval, ook hier fungeert de toekomst als een onbekende grootheid achter een einder, een temporele einder dit keer.

Dát is waar Être et Avoir over gaat: over hoe de schoolmeester de brug vormt tussen een in vele opzichten nog zeer begrensde wereld en wat daarbuiten ligt. Dat geldt ook voor mijnheer Lopez zelf. Het is immers zijn laatste jaar in het schooltje. Hij gaat met pensioen – en daarmee sluipt een dramatisch element deze documentaire binnen. Want wat wacht hem? Dat blijft in het ongewisse. Te vrezen valt dat met zijn beroepsleven ook zijn zingeving zal wegvallen. Je hebt met deze man te doen.

De laatste scène is aangrijpend. Op de laatste dag van het schooljaar nemen de kinderen afscheid van mijnheer Lopez. Ze omhelzen hem. Sommige kinderen willen meer dan één kus. Ze willen er twee, drie, zelfs vier. Ja, tellen hebben ze van deze heilige man geleerd. Maar hebben ze van hem ook geleerd om de grenzen van hun besloten wereld te overschrijden, om de onzekerheden van het leven aan te kunnen? Ik denk het wel.



Nicolas Philibert, Être et Avoir (2002)